10 MIDDELEN
•
Roep het menu GEHEUGEN (MEMORY) op en sla de eerste coördinaat onder een
willekeurig nummer op.
Een hoger lasdatanummer dient hogere waarden te bevatten voor spanning,
draadaanvoersnelheid, pulsfrequentie, pulsamplitude, startparameter R en
grondstroom dan het eerste daaraan voorafgaande lasdatanummer.
De lasparameters pulstijd, Ka, Ki en "slope" moeten in beide lasdatanummers
dezelfde waarde hebben.
•
Definieer het aantal coördinaten dat nodig is en ga dan naar het hoofdstuk "Geldige
draad-/gascombinatie specificeren".
10.8.2
Geldige draad-/gascombinatie specificeren
Plaats de cursor op de regel WIRE (DRAAD) en druk op ENTER.
Selecteer een optie uit de lijst en druk op
ENTER.
Maak op dezelfde manier een keuze voor
BESCHERMGAS en druk op ENTER.
Maak op dezelfde manier een keuze voor
DRAADDIAMETER en druk op ENTER.
Selecteer de regel SYNERGIE ONTWERPSCHEMA 1 en druk op OPSLAAN.
De procedure is nu compleet - een synergische lijn is gedefinieerd.
LET OP!
Voor ieder pulsmoment moet er een bijbehorende
kortsluitboog/sproeiboog-synergie zijn.
0460 896 501
- 84 -
© ESAB AB 2017