10 MIDDELEN
Bij MMA en TIG kunnen de maximum- en minimumwaarden voor de stroom worden
gewijzigd.
Druk na het wijzigen van de waarden op OPSLAAN. Als het systeem vraagt of de
grenswaarde moet worden opgeslagen op het geselecteerde opslagpunt, drukt u op NEE of
JA. De waarden voor het opslagpunt worden weergegeven onder de lijn onder in het display.
In dit geval is opslagpunt 2 voor de MMA-grenswaarden 20 - 394 A.
Bij selectie van AUTO worden de grenswaarden automatisch ingesteld op basis van de
grenswaarden die voor elke lasmethode zijn vastgesteld.
Als het systeem vraagt of de instelgrenswaarden automatisch moeten worden ingesteld,
drukt u op NEE of JA en vervolgens op OPSLAAN als de instelling moet worden bewaard.
10.5
Meetgrenswaarden bewerken
Hoofdmenu → Tools → Meetgrenswaarden bewerken
In dit menu kunt u uw eigen meetwaarden instellen voor uiteenlopende lasmethoden. Er zijn
50 opslagpunten. Selecteer de regel voor een leeg opslagpunt en druk op ENTER. Selecteer
het proces door op ENTER te drukken. Selecteer vervolgens het lasproces uit de lijst die
verschijnt en druk nogmaals op ENTER.
De volgende waarden kunnen worden geselecteerd:
Voor MIG/MAG
•
spanning: tijd (0-10 s), min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
•
stroom: tijd (0-10 s), min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
•
uitgang: min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
•
stroom draadaanvoereenheid: min., max., min. gemiddeld, max. gemiddeld
Tip: om problemen met de aanvoer te voorkomen, vooral tijdens het robotlassen, kunt u het
beste een maximumwaarde instellen voor de motorstroom van de aanvoereenheid. Een
hoge motorstroom duidt op problemen met de aanvoer. Het wordt aanbevolen de
0460 896 501
- 79 -
© ESAB AB 2017