10 MIDDELEN
10.8
Gedef.synerg.gegevens gebruiker
Hoofdmenu → Tools → Door de gebruiker gedefinieerde synergiegegevens
Het is mogelijk om eigen synergische lijnen te creëren die samenhangen met de
draadaanvoersnelheid en de spanning. Er kunnen maximaal tien van deze synergische lijnen
worden opgeslagen.
Het maken van een nieuwe synergische lijn gebeurt in twee stappen:
•
Bepaal de nieuwe synergische lijn door coördinaten van
spanning/draadaanvoersnelheid op te geven. Zie stappen A-D in het volgende
diagram:
Spanning
•
Specificeer aan welke draad-/gascombinatie de nieuwe synergische lijn moet voldoen.
10.8.1
Specificeer spannings-/draadcoördinaten
Als u een synergetische lijn maakt voor de kortsluitboog/sproeiboog-methode zijn vier
coördinaten vereist; voor de pulsboogmethode zijn twee coördinaten vereist. Deze
coördinaten moeten worden opgeslagen onder afzonderlijke nummers in het
lasdatageheugen.
Korte boog/boogspray
•
Roep het hoofdmenu op en selecteer de MIG/MAG-methode KSP/OPENBOOG.
•
Geef voor de eerste coördinaat de gewenste waarden op voor spanning en
draadaanvoersnelheid.
•
Roep het menu GEHEUGEN (MEMORY) op en sla de eerste coördinaat onder een
willekeurig nummer op.
De vier coördinaten voor een korte boog/boogspray-lijn kunnen onder willekeurige
nummers worden opgeslagen. Af fabriek zijn ze opgeslagen onder de nummers 96,
97, 98 en 99.
Een hoger lasdatanummer dient hogere waarden te bevatten voor spanning,
startparameter R en draadaanvoersnelheid dan het eerste daaraan voorafgaande
lasdatanummer.
De lasparameters inductantie en controletype moeten dezelfde waarde hebben in alle
vier lasdatanummers.
•
Definieer het aantal coördinaten dat nodig is en ga dan naar het hoofdstuk "Geldige
draad-/gascombinatie specificeren".
Pulsering
•
Roep het hoofdmenu op en selecteer de MIG/MAG-methode PULS.
•
Geef voor de eerste coördinaat de gewenste waarden op voor spanning en
draadaanvoersnelheid.
0460 896 501
Draadaanvoer
- 83 -
© ESAB AB 2017