nl
LAR 350
20. Sectiemodus
(23)
180°
De roterende laserstraal wordt begrensd tot een bepaalde
sector. Daardoor worden storingen buiten het eigenlijke
werkgebied door interferentie met andere apparaten voor-
komen. Binnen de ingestelde sector kan er worden gewerkt
in alle functionele modi van de rotatielaser.
Met toets (26) wordt de sectiemodus in- en uitgeschakeld.
Na inschakeling bevindt de lasersector zich altijd tegenover
toets (3) van het laserapparaat en maakt deze een hoek van
(26)
180°. Met toets (23) kan de lasersector naar de gewenste
plaats worden gedraaid. Zie ook "Laserstraal positioneren".
Met toets (26) kan de hoek van de lasersector worden aan-
gepast. De laserstraal roteert in deze modus op het maxima-
le toerental, dat niet kan worden veranderd.
(23)
(26)
24