nl
LAR 350
14. Lijnfunctie in de scanmodus
In de scanmodus roteert de laserstraal niet. Hij beweegt
snel heen en weer tussen twee punten. Het oog neemt
een laserlijn waar.
Met toets (24) wordt de scanfunctie in- en uitgeschakeld.
Na inschakeling bevindt de scanlijn zich altijd tegenover to-
ets (3) van het laserapparaat. Door het indrukken van toets
(24) en het tegelijkertijd draaien van de afstandsbediening
kan de scanlijn traploos breder/smaller worden ingesteld.
(24)
Door het indrukken van toets (23) en het tegelijkertijd
draaien van de afstandsbediening kan de scanlijn naar het
gewenste punt worden gedraaid. --> "Laserstraal positione-
ren"
(24)
(23)
18