Advertenties
Basisinformatie over infusieveiligheid
Voor een maximale nauwkeurigheid van de pomp bij gebruik in een ziekenhuis of
klinische omgeving moet de infusiehouder op een hoogte van 50 cm boven de pomp
worden geplaatst. Er zijn geen beperkingen voor de plaats van de infusiehouder ten
opzichte van het hart van de patiënt.
Een alarm stopt de infusie automatisch en vereist onmiddellijke aandacht voordat de
infusie opnieuw kan worden gestart.
Klemt u de toedieningsset af, zorg er dan indien mogelijk voor dat de klem zich op
ten minste 20 cm afstand van de pomp bevindt.
Let op! Wijkt de dosissnelheid af van de resolutiestappen van de pomp (0,1 ml/u) dan
verhoogt of verlaagt de pomp de snelheid met tot wel 0,05 ml/u. Dit debiet (in ml/u)
wordt tijdens de infusie op het scherm 'Bezig' weergegeven.
Infusies toedienen: algemene voorzorgsmaatregelen
•
Alarminstellingen occlusiedruk:
•
Een hoge instelling voor de druk kan invloed hebben op de tijd voor de
detectie van occlusies. Zorg ervoor dat de occlusiedruk wordt ingesteld
volgens de klinische gebruikscasus.
•
Wanneer er sets worden gebruikt met een PAV (Pressure Activated Valve,
drukgeactiveerde klep), kan de detectie worden verschoven met 0,3 bar
(4,35 psi of 225 mmHg). (Deze verschuiving wordt de PAV-kraakdruk
genoemd.)
•
Te infunderen volume: geef geen te infunderen volume in dat groter is dan de
hoeveelheid vloeistof in de houder.
•
Luchtdetectie:
•
Zorg er altijd voor dat de toedieningsset is geprimed voordat u een
infusie start.
•
Het bedrijfsbereik van de luchtdetector bij het toedienen van vetzuren
bedraagt 2% - 20% lipiden.
Inleiding
31
Advertenties
