6 Inbedrijfname
6
Inbedrijfname
De eerste inbedrijfname en de bediening van het toestel
alsook het instrueren van de gebruiker moet door een
gekwalificeerde installateur uitgevoerd worden.
Bij de eerste inbedrijfname moet u de gasinstelling con-
troleren en de batterijen (enkel type XI) plaatsen.
De verdere inbedrijfname/bediening vindt u zoals in de
gebruiksaanwijzing in de paragraaf 4.3 beschreven.
6.1
Gasinstelling controleren
• Vergelijk hiervoor de tabellen in het hoofdstuk 6.2
Gasinsteltabellen.
6.1.1
Gasinstelling met gastoevoer vergelijken
• Vergelijk de gegevens over de toesteluitvoering (cate-
gorie en ingestelde gassoort) op het typeplaatje met
de plaatselijk voorhanden gassoort. Informatie krijgt u
bij de plaatselijke gasmaatschappij.
Geen overeenstemming:
• Stel het toestel op de voorhanden gassoort om (zie
hoofdstuk 6.6 Aanpassing aan andere gassoort).
6.1.2 Gasvoordruk controleren
De gasvoordruk kunt u met een vloeistofdrukmeettoetsel
(resolutie minstens 0,1 mbar) meten. Ga hierbij als volgt
te werk:
• Sluit de gasafsluitkraan.
1
Afb. 6.1 Meetnippel gasvoordruk type XI
14
1
Afb. 6.2 Meetnippel gasvoordruk type GX
• Schroef de afdichtingsschroef van de voordrukmeet-
nippel opnieuw (1) uit.
• Sluit een U-buis-manometer aan.
• Sluit de gasafsluitkraan.
• Neem het toestel conform de gegevens in de gebruiks-
aanwijzing in gebruik en tap warm water.
• Meet de voordruk (gasstroomdruk).
Gasfamilie
Aardgas 2L
G 25
Vloeibaar gas 3B/P
G 30/31
Tab. 6.1 Gasvoordrukbereik
Attentie!
2
Bij te hoge voordrukwaarden mag u het toestel
niet in gebruik nemen. Neem contact op met de
gasmaatschappij als u de oorzaak voor deze
fout niet kunt verhelpen.
• Neem het toestel buiten bedrijf.
• Sluit de gasafsluitkraan.
• Sluit een U-buis-manometer aan.
• Schroef de afdichtingsschroef van de voordrukmeet-
nippel opnieuw in.
• Sluit de gasafsluitkraan.
• Controleer de meetnippel op dichtheid.
Toegestaan gasvoordrukbereik in mbar
20 – 30
25 – 35
Installatiehandleiding atmoMAG
2