Bijlagen
Bijlage A: Verklarende woordenlijst
• Actief weergavegebied. Het gebied binnen de cirkel in
het midden van het weergavescherm� De symbolen voor
de traceerlijn, de sondepool en de equator worden weer‑
gegeven in het actieve weergavegebied�
• Actieve frequenties. Een frequentie met het vakje gese‑
lecteerd in het hoofdmenu
ties te bladeren, drukt u op de frequentietoets
• Actieve leidingtracering
paling met gebruik van een leidingzender om een geko‑
zen frequentie op een leiding te induceren� De ontvanger
traceert de leiding door het detecteren van de frequentie�
• Antenne in meerdere richtingen. Particuliere antenne‑
technologie waarmee elektromagnetische velden op drie
assen tegelijk kunnen worden gedetecteerd�
• Breedband radiofrequentie
signaalenergie binnen een specifiek frequentiebereik�
• Doelleiding. De voorzieningenleiding waarmee uw zen‑
der is verbonden bij een plaatsbepaling�
• Frequentie. Het aantal keer per seconde dat een elektro‑
magnetisch veld wordt gevormd en uiteenvalt� Frequentie
wordt uitgedrukt in hertz (Hz) of kilohertz (kHz)�
• Gemeenschappelijke verbinding. Wanneer meerdere
leidingen zijn geaard via dezelfde aardverbinding� Ge‑
meenschappelijke verbinding kan ertoe leiden dat dezelf‑
de actieve frequenties worden gekoppeld op niet‑doel‑
voorzieningen�
• Gemeten diepte. De berekende diepte, de afstand tot de
sonde of het schijnbare midden van de doelleiding� Het
kan nodig zijn om gaten te graven voorafgaand aan uit‑
graven voor het bepalen van de nauwkeurigheid van de
fysieke diepte van de doelleiding�
• Helder signaal. Wanneer de ontvanger een sterke en
niet‑vervormde stroom detecteert die op de doelleiding
stroomt� Een helder signaal is afhankelijk van goede ge‑
leiding, goede aarding en voldoende stroom door de
doelleiding�
54 – Nederlands
� Om door actieve frequen‑
�
. Een modus van plaatsbe‑
. De SR‑24 zoekt naar
• Huidige meting (mA). Het stroomniveau in milliamp ge‑
baseerd op de veldsterkte die wordt gedetecteerd door
de antennes in meerdere richtingen en de gemeten diep‑
te�
• Koppeling. De overdracht van energie tussen de doel‑
voorziening en andere niet‑doelvoorzieningen�
• Kruisdraden
. Het symbool dat de locatie van de ont‑
vanger ten opzichte van het veld van de doelleiding voor‑
stelt� De kruisdraden worden weergegeven in het midden
van het actieve weergavegebied�
• Nabijheidsdrempelwaarde. Een regeling die mogelijke
vervorming verlaagt door het beperken van het plaatsbe‑
palingsbereik van de ontvanger�
• Nabijheidsgetal
. Een getal dat weergeeft hoe dicht
de ontvanger zich bij de doelleiding bevindt in de modus
Actieve leidingtracering of Passieve leidingtracering� Het
nabijheidsgetal wordt berekend op basis van het signaal
dat wordt ontvangen door de twee antennes in meerdere
richtingen� Het nabijheidsgetal neemt toe met de signaal‑
sterkte en tevens met afnemende diepte�
• Niveauwijzer. Een vaste wijzer die rond een cirkelvorm‑
mige baan beweegt om de gedetecteerde signaalsterkte
aan te geven�
• Omni Seek
. Een modus van passieve leidingtrace‑
®
ring die tegelijkertijd zoekt naar alle bandbreedtes voor
stroom en radiofrequentie�
• Overlap. Overlap treedt op wanneer de frequentie van
de zender stroom koppelt met nabijgelegen niet‑doellei‑
dingen� De SR‑24 kan dezelfde frequentie ontvangen op
meerdere niet‑doelleidingen�
• Passieve leidingtracering
tracering waarbij een zender geen stroom op de leiding
hoeft te plaatsen� De SR‑24 kan plaatsbepaling uitvoeren
door het ontvangen van stroom via de doelleiding van
een externe energiebron�
. Een modus van leiding‑