Inhoudsopgave
Advertenties
Inductie
Voor het induceren van een signaal op de doelleiding,
plaatst u de zender boven en op één lijn met de doelleiding�
Voor een goede werking moet de zender, als hieronder ge‑
toond, zijn gericht ten opzichte van de lijn (richting is speci‑
fiek voor het zendermodel)�
Afbeelding 4 – Inductie met RID GID Seek Tech ST‑33Q+
De interne zendantenne van de zender genereert een sig‑
naal dat juist gerichte en nabijgelegen metalen objecten be‑
krachtigt�
Om het circuit te verbeteren, moet u ervoor zorgen dat beide
uiteinden van de doelleiding zijn geaard en moet u de zen‑
der weg plaatsen van andere metalen geleiders die zich in
de buurt kunnen bevinden�
NB: voor volledige instructies over het genereren van een
plaatsbepalingssignaal met een zender moet u de handlei-
ding voor operators voor uw leidingzender raaplegen.
20 – Nederlands
Inductie en luchtkoppeling
WAARSCHUWING
Luchtkoppeling kan leiden tot onjuiste plaatsbepalingen.
Met inductie zendt de zender een signaal in alle richtingen
uit� Als de ontvanger zich te dicht bij de zender bevindt, is de
uitzending van het signaal door de lucht sterker dan het sig‑
naal van de doelleiding onder de grond� Dit wordt luchtkop‑
peling genoemd en dit kan voorkomen dat u een nauwkeu‑
rige plaatsbepaling krijgt�
De impact van luchtkoppeling varieert met elke plaatsbe‑
paling en kan optreden bij een bereik van groter dan 20 m
[70 ft] als de voorziening diep ligt of slecht is geaard� Zeer
zwakke inductiekoppeling en diepe voorzieningen leiden tot
een groter luchtkoppelingbereik� Bevestig altijd de detectie
van voorzieningen en de uitlezingen van dieptemetingen
door te testen op luchtkoppeling� Lees de volgende paragra‑
fen voor instructies over het testen op luchtkoppeling�
Testen op luchtkoppeling
Wanneer de ontvanger een sterke luchtkoppeling heeft, zal
het u waarschuwen door de traceerlijn en de richtpijlen te
verbergen� Zelfs als u ziet dat deze worden weergegeven,
kan de ontvanger nog steeds door luchtkoppeling aangetas‑
te resultaten weergeven� Er bestaan twee manieren waarop
u kunt testen op luchtkoppeling: De test van 45° kantelen en
de test van diepteverificatie�
Voor het uitvoeren van de test van 45° kantelen, volgt u deze
stappen:
1� Raak, met de SR‑24 uitgelijnd met de doelleiding, met
de onderantenne de grond en kantel de SR‑24 op een
hoek van 45° richting de zender�
2� Noteer de diepte�
3� Kantel, met de onderantenne nog steeds in contact
met de grond, de SR‑24 weg van de zender op een
hoek van 45°�
4� Noteer de diepte�
Als de gekantelde dieptewaarde aanzienlijk verandert ten
opzichte van de twee gevallen, treedt luchtkoppeling op�
NB: de dieptewaarde zal geen nauwkeurige uitlezing van
de diepte van de doelleiding zijn.
Afbeelding 5 – Test van 45° kantelen
Advertenties
Inhoudsopgave
