Sondemodus
Gebruik de modus Sonde voor de plaatsbepaling van een
sonde binnen een buis, leiding of tunnel�
Frequenties sondemodus
Standaard
Voorgeprogrammeerd
Door de gebruiker te
programmeren
NB: de modus Sonde
soms gebruikmaken van dezelfde frequentie. Zorg ervoor
dat het moduspictogram naast de frequentie die u gebruikt,
de modus is waarmee u de plaatsbepaling wilt uitvoeren.
Dieptemetingen zullen een fout geven als een onjuiste
modus wordt gebruikt.
Door de gebruiker te programmeren
aangepaste frequenties
De SR‑24 wordt voorgeprogrammeerd geleverd met een se‑
lectie frequenties die standaard staan ingesteld in de modus
Actieve leidingtracering, Passieve leidingtracering en Sonde�
U kunt tevens aangepaste frequenties creëren voor het ge‑
bruik van de SR‑24 met zenders van de meeste fabrikanten�
NB: zie de paragraaf Aangepaste frequenties voor meer in-
formatie.
12 – Nederlands
512 Hz
16 Hz
640 Hz
850 Hz
8 kHz
16 kHz
33 kHz
10 Hz – 35 kHz
en Leidingtracering
kunnen
Audio
Volumeregeling
Om het volume van de audiosignalen van de SR‑24 te ver‑
hogen of te verlagen, moet u eerst op de volumetoets druk‑
ken � U kunt vervolgens op de volumetoets
door de volume‑instellingen te lopen, of eenmaal op de vo‑
lumetoets
drukken en de toets Pijltje omhoog en Pijltje
omlaag
gebruiken om de volume‑instellingen aan te
passen� Druk op de selectietoets
me‑instellingen af te sluiten�
Als het geluidsniveau het maximum frequentiebereik
(hoogtepunt) bereikt, vindt in alle modi herschaling
plaats naar het midden van het frequentiebereik� De
modulatie van frequentie wordt gebruikt voor het aan‑
geven van signaalsterkte�
Modus Leidingtracering
De SR‑24 geeft geluiden die zijn gerelateerd aan de ge‑
schatte positie van de voorziening� Als de geschatte positie
van de voorziening links van de ontvanger is, hoort u een
golftoon� Als de geschatte positie van de voorziening rechts
van de ontvanger is, hoort u dezelfde golftoon plus korte
klikken�
In de modus Actieve leidingtracering en Passieve leidingtra‑
cering geeft de SR‑24 een hogere toon bij het naderen van
het doel� De hoger wordende toon duidt op een steeds gro‑
tere signaalsterkte�
Wanneer lokale omstandigheden het signaalveld vervor‑
men, is de leidingtracering vaag en de audio bevat atmo‑
sferische storing� De mate van vaagheid en de hoeveelheid
atmosferische storing in de audio geven de hoeveelheid ver‑
vorming weer die wordt gedetecteerd in het signaalveld�
Sondemodus
In de modus Sonde wordt de toon hoger en zakt ten opzich‑
te van wijzigingen in de signaalsterkte� Naarmate de SR‑24
zich verwijdert van de sonde, wordt de toon lager� Naarma‑
te de SR‑24 dichter bij de sonde komt, wordt de toon hoger�
drukken om
om het scherm Volu‑