Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Positie van de as
De brandklep kan met horizontale of verticale aspositie
ingebouwd worden. De plaats van de signaleringseen-
heid is te kiezen, maar moet wel voor het onderhoud
toegankelijk blijven ( toepassings beperkingen in de
gaten houden).
Afb. 11: Aspositie horizontaal of verticaal
a
Minimale afstand tussen twee brandkleppen De
afstand is afhankelijk van de inbouwsituatie, deze is
bij de desbetreffende inbouwomschrijving aange-
geven.
Omlopende spleet »s«
De omlopende spleet »s« is bij natte montege tot
150 mm (wand) resp. 60 mm (plafond) beperkt. Hij is zo
te dimensioneren, dat de montage en het inmetselen
ook bij grotere wanddikten mogelijk is. De minimale
speet kan zover verkleind worden, dat er nog voldoende
plaats voor het inmetselen aanwezig is. Wij adviseren
de metselvoeg niet kleiner dan 20 mm uit te voeren.
Het beperken van de maximale spleetbreedten is geba-
seerd op de eisen in de europese norm EN 15882-2.
Grotere mortelspleten zijn brandtechnisch niet slechter
en zijn volgens ons veilig.
Inbouw bij het opbouwen van de massieve wand
Wordt bij het opmetselen van de wand de klep direct
mee ingebouwd, dan kan de omlopende uitspa-
ring »s« vergeten worden. De holle ruimte tussen de
brandklep en de wand moet met mortel geheel
opgevuld worden. Luchtinsluitingen moeten ver-
meden worden. Het mortelbed moet over de gehele
wanddikte opgevuld worden.
Inbouw bij het storten van de vloer
De brandklep kan bij de plaatsing van de vloer direct
mee ingebouwd worden, daarbij kan dan de omlo-
pende uitsparing »s« vergeten worden.
Natte montage
Afb. 12: Brandklep met schoor
Wordt de brandklep ingemetseld, dan moet de brand-
klepbehuizing ① b. v. door een schoor ② tegen een
deformatie beschermd worden.
Mortel voor de natte montage
Bij natte montage moet de ruimte tussen de brandklep
en de wand of het plafond geheel opgevuld worden.
Luchtinsluitingen moeten vermeden worden. De mortel-
laag moet over de wanddikte opgevuld worden, de
diepte van de mortellaag mag niet minder dan 100 mm
zijn.
Volgende mortelsoorten zijn toegestaan:
DIN 1053: groepen II, IIa, III, IIIa of brandwerende
mortel groepen II, III
EN 998-2: klasse M 2,5 tot M 10 of brandwerende
mortel van de klasse M 2,5 tot M 10
Alternatief gelijkwaardige mortel aan bovenstaande
normen, gipsmortel of beton

5.3.1 Na de inbouw

Brandklep reinigen.
Indien aanwezig, de transport- en montagebeveili-
ging verwijderen Bij natte montage na het uitharden
van de mortel.
Functiecontrole van de brandklep uitvoeren.
Luchtkanaal aansluiten.
Elektriciteit aansluiten.
Brandklep Serie FKS-EU
Algemeen montageadvies > Na de inbouw
Inbouw
17

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave