12.2 Controle voor inbedrijfname
12.3 Controle op vervuiling
OUT: Nulpuntafwijking
MIN: Gasdruk
Meetpunt luchtverplaatsing
figuur 12.3.a
34
Het wijzigen van instellingen zoals branderdruk en afstelling van de luchthoeveelheid
zijn overbodig. Alleen bij storing aan of vervanging van gasblok, venturi en/of ventilator
moet de nuldrukregeling en het O
worden (zie Zoekhulp).
Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoeren-
de delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray).
Om de ketel gedurende bedrijfsjaren te kunnen controleren op vervuiling is het raad-
zaam om tijdens het in bedrijf nemen van de ketel de maximale luchtverplaatsing over
de ketel te meten. Deze waarde kan per type ketel verschillend zijn.
Om deze waarde te kunnen meten dienen de volgende handelingen te worden verricht:
-
Druk 5 seconden op de MODE-toets.
-
Het display toont COdE gevolgd door een willekeurig getal;
-
Selecteer door middel van de + of de - toets de code C123;
-
Druk op de Store-toets om de code te bevestigen (code knippert 1 maal);
-
Druk op de MODE-toets tot SERV getoond wordt;
-
Druk op de STEP-toets tot 2 getoond wordt;
Afwisselend zal nu 2 en OFF getoond worden.
-
Draai de bovenste meetnippel open (fig. 12.3.a);
-
Sluit de slang van de digitale drukmeter aan op de bovenste meetnippel van het gasblok
De meting mag uitsluitend op de bovenste meetnippel (zie pijl) uitgevoerd worden.
-
Druk op de + toets tot de het maximale waarde is bereikt;
De ventilator zal gaan draaien tot het maximum toerental (brander blijft uit)
-
Meet de onderdruk en noteer deze waarde.
Bij de volgende controlebeurt van de ketel mag de waarde van de onderdruk maxi-
maal 20% gedaald zijn ten opzichte van de waarde bij in bedrijfname. Indien deze
waarde minder dan 20% is gedaald heeft de ketel geen onderhoud nodig.
-
Druk op de - toets totdat OFF getoond wordt (ingedrukt houden)
Hiermee is de procedure beëindigd.
percentage gecontroleerd en zonodig afgesteld
2