6
Selecteer Playback.
Diepte- en watertemperatuurgrafieken
Als u een transducer die de diepte kan meten, gebruikt of als u
de waterdiepte via NMEA
®
een grafiek weergeven met de dieptelezingen afgezet tegen de
tijd. Als u een transducer met temperatuurmeting gebruikt of als
u de watertemperatuur via NMEA 0183 of NMEA 2000 ontvangt,
kunt u een grafiek weergeven met de temperatuurlezingen
afgezet tegen de tijd.
De grafiek verschuift naar links met het verstrijken van de tijd.
Selecteer Echolood > Gegevensgrafieken.
Het bereik en de tijdschaal voor de grafiek voor
diepte- en watertemperatuur instellen
U kunt opgeven hoe lang diepten worden weergegeven in de
grafieken voor diepte- en watertemperatuur en welk dieptebereik
wordt weergegeven.
1
Selecteer Echolood > Gegevensgrafieken > MENU.
2
Selecteer Dieptegrafiekinstell. of
Temperatuurgrafiekinstellingen.
3
Selecteer een optie:
• Als u een schaal voor de verstreken tijd wilt instellen,
selecteert u Tijdsduur. De standaardinstelling is 10
minuten. Als u een hogere waarde instelt, kunt u de
variaties gedurende een langere periode bekijken. Als u
een lagere waarde instelt, kunt u meer details voor een
kortere periode weergeven.
• Als u het dieptebereik of de schaal voor het
temperatuurbereik wilt instellen, selecteert u Schaal.
Wanneer u een hogere waarde opgeeft, kan er meer
variatie in de metingen worden weergegeven. Wanneer u
een lagere waarde kiest, kunt u meer details voor de
variatie weergeven.
WAARSCHUWING
De scheepsradar zendt microgolfenergie uit, die een gevaar kan
vormen voor mens en dier. Controleer, vóór de radar wordt
ingeschakeld, of de directe omgeving vrij is. De radarbundel
bestrijkt een gebied van ca. 12° boven en onder de horizontale
lijn vanuit het midden van de radar.
Kijk als de radar aan het zenden is niet direct van dichtbij naar
de antenne; de ogen zijn van alle lichaamsdelen het meest
gevoelig voor elektromagnetische energie.
OPMERKING: Niet alle modellen ondersteunen radar.
Wanneer u uw compatibele kaartplotter aansluit op een
optionele maritieme radar van Garmin, zoals een GMR
xHD2 of een GMR 24 HD, kunt u meer informatie over uw
omgeving weergeven.
De GMR zendt tijdens het ronddraaien in een patroon van 360°
een smalle bundel microgolfenergie uit. Wanneer die
energiebundel op een object stuit, kaatst een deel van de
energie terug naar de radar.
Weergavemodi voor de radar
OPMERKING: Niet alle modi zijn beschikbaar voor alle radars
en alle kaartplotters.
Selecteer Radar.
De modus Onder motor: Er wordt een schermvullend beeld
weergegeven van de verzamelde radarinformatie.
De modus Haven: Deze modus is bedoeld voor binnenwateren
en werkt het beste bij radarsignalen met een kort bereik (2
zeemijl of minder).
22
0183 of NMEA 2000 ontvangt, kunt u
Radar
De modus Buitengaats: Deze modus is bedoeld voor open
water en werkt het beste bij signalen met een lang bereik.
De modus Wachtpost: Hiermee kunt u de radar op bepaalde
tijden laten overschakelen op transmissie en zo een
transmissie/stand-bycyclus configureren en daarmee stroom
besparen. U kunt ook een bewakingszone instellen in deze
modus waarmee u een veilige zone rond uw boot instelt. Als
u overschakelt van de modus Wachtpost naar een andere
modus, schakelt de radar over op fulltimetransmissie en
worden alle bewakingszones uitgeschakeld.
De modus Radaroverlay: Hiermee geeft u boven op de
navigatiekaart een schermvullend beeld weer van de
verzamelde radargegevens. De gegevens die door de
radaroverlay worden weergegeven, zijn gebaseerd op de
laatst gebruikte radarmodus.
Radiosignalen uitzenden
OPMERKING: Om veiligheidsredenen gaat de radar na het
opwarmen in de stand-bymodus. Dat geeft u de gelegenheid om
te controleren of de omgeving van de radar vrij is, voordat u met
de radartransmissie begint.
1
Schakel de kaartplotter uit en sluit de radar aan zoals
beschreven in de installatie-instructies van de radar.
2
Schakel de kaartplotter in.
De radar warmt op en een aftelsignaal maakt u erop attent
wanneer de radar gereed is.
3
Selecteer Radar.
4
Selecteer een radarmodus.
Tijdens het opstarten van de radar wordt er een aftelbericht
weergegeven.
5
Selecteer MENU > Radar zenden.
Het radarbereik aanpassen
Het bereik van het radarsignaal geeft de lengte van het
impulssignaal aan dat door de radar wordt verzonden en
ontvangen. Als het bereik groter wordt, zendt de radar langere
pulsen uit om verre objecten te kunnen bereiken. Objecten die
dichterbij zijn, zoals vooral regen en golven, weerkaatsen ook
de langere pulsen en dat geeft ruis op het radarscherm. Als
informatie over objecten die zich verder weg bevinden op het
scherm wordt weergegeven, is er minder ruimte op het scherm
beschikbaar voor het weergeven van informatie over objecten
die zich dichterbij bevinden.
• Selecteer
• Selecteer
Tips voor het selecteren van een radarbereik
• Bepaal eerst welke informatie u op het radarscherm wilt
kunnen bekijken.
1226
™
Wilt u bijvoorbeeld informatie over het weer of informatie over
objecten en scheepsverkeer dichtbij, of hebt u meer aan
informatie over weersomstandigheden verder weg?
• Evalueer de omstandigheden van de omgeving waarin u de
radar gaat gebruiken.
Vooral bij zeer slechte weersomstandigheden kunnen
radarsignalen met een lang bereik het radarscherm
onoverzichtelijker maken, waardoor het lastiger wordt om de
informatie over objecten in de onmiddellijke nabijheid van uw
schip goed te kunnen interpreteren. Bij regen kunt u met
radarsignalen met een kort bereik objecten in de buurt
duidelijker zien, mits de instelling voor regenruis optimaal is
geconfigureerd.
• Selecteer het kortste effectieve bereik voor de radar,
gebaseerd op de reden van uw gebruik van de radar en de
op dat moment geldende omstandigheden.
om het bereik te verkleinen.
om het bereik te vergroten.
Radar