Afb.53
Controle
luchtdrukverschilschakelaar + zijde
P
2
1
6
3
SLOW
5
(+)
X mbar
8
7621950 - v.09 - 03052020
(-)
(+)
P
1
4
2
9
7
5,5 mbar.... 6,5
AD-0001181-01
2. Reinig of vervang de ionisatie-/ontstekingselektrode, wanneer de
waarde lager is dan 4 µA,
Voor meer informatie, zie
Vervanging van de ionisatie-/ontstekingselektrode, pagina 72
10.3.4
Controle van de rookgasafvoer/luchttoevoer
aansluitingen
1. Controleer de aansluiting van de rookgasafvoer en de luchttoevoer op
conditie en dichtheid.
10.3.5
Controle van de verbranding
De verbrandingstechnische controle gebeurt door meting van het O
percentage in het rookgasafvoerkanaal.
10.3.6
Controle van de luchtdrukverschilschakelaar
Controle van de luchtdrukverschilschakelaar + zijde
1. Zet de ketel uit.
2. Haal de siliconenslang aan de + zijde (P1) van de
luchtdrukverschilschakelaar los.
3. Neem een grote plastic injectiespuit of blaasbalg en sluit met een
slang een T-stuk aan .
4. Sluit op één kant van het T-stuk met een slang de + zijde aan van de
luchtdrukverschilschakelaar.
5. Sluit op de andere kant van het T-stuk de + zijde aan van een
manometer.
6. Zet de ketel aan
7. Druk de injectiespuit of blaasbalg heel langzaam in, totdat de ketel in
storing gaat.
8. Noteer de druk, die de manometer op dat moment aangeeft. Een
schakeldruk tussen 5,5 mbar en 6,5 mbar is in orde. Een lagere of
hogere schakeldruk duidt op een probleem met de
luchtdrukverschilschakelaar.
9. Neem na de meting de siliconenslang van het T-stuk los van de +
zijde en sluit hier de eerder losgenomen slang weer aan.
Opgelet
Let op; de + zijde (P1) is de achterste aansluitnippel van de
luchtdrukverschilschakelaar.
10. Verwijder eventuele vervuiling bij alle aansluitpunten van slang en van
de luchtdrukverschilschakelaar.
11. Controleer de slangen van de luchtdrukverschilschakelaar op conditie
en dichtheid. Vervang de slangen indien nodig.
10 Onderhoud
-
2
65