3
Zet de foto in een kader.
Gebruik de zoomknoppen om de foto op het LCD-scherm te
kadreren.
4
Stel scherp.
Houd de ontspanknop half ingedrukt om scherp te stellen.
•
Als de camera kan scherpstellen, klinken er twee pieptonen en
verandert het scherpstelkader van wit naar groen.
•
Als de camera niet kan scherpstellen, wordt het scherpstelkader
rood en wordt
gebruik scherpstelvergrendeling (
N
•
De lens kan tijdens het scherpstellen geluid maken; dit is nor-
maal.
•
Als het onderwerp slecht belicht is, gaat de AF-hulpverlichting
mogelijk branden om te assisteren bij de scherpstelbewerking.
•
Scherpstelling en belichting vergrendelen wanneer de ont-
spanknop half wordt ingedrukt. De scherpstelling en belichting
worden vergrendeld zolang u de knop in deze positie blijft (AF/
AE-vergrendeling).
•
De camera stelt scherp op onderwerpen op elke afstand in het
macro- en standaardscherpstelbereik voor het objectief.
5
Neem een foto.
Druk de ontspanknop rustig en volledig in om de foto te ma-
ken.
Uitzoomen
Zoomindicator
s
weergegeven. Pas de compositie aan of
Inzoomen
P
58).
Foto's maken
3
31