3
Plaats de geheugenkaart.
O
•
Let erop dat u de geheugenkaart in de
juiste richting in de kaartsleuf steekt,
steek de kaart er niet onder een hoek
in en oefen geen kracht uit. Als de
geheugenkaart niet of niet correct is
geplaatst, verschijnt
scherm en wordt het interne geheugen
gebruikt voor opname en afspelen.
•
Houd de kaart in de getoonde richting en
schuif deze in het apparaat totdat deze
2
aan de achterkant van de sleuf vastklikt.
4
Houd het deksel van het batterijencompartiment in gesloten toe-
stand tegen de camerabody (
deze op zijn plaats klikt (
O
•
Als de kap niet dicht kan, controleert u of
de batterij in de juiste richting is geplaatst.
•
Controleer voor het sluiten van het
afdekkapje of er geen stof, zand of
ander vreemd materiaal op de water-
bestendige afdichting of aangrenzen-
de oppervlakken aanwezig is.
•
Stel het afdekkapje van het batterijen-
compartiment bij het sluiten niet bloot
aan overmatige horizontale krachten.
Het niet in acht nemen van deze voor-
zorgsmaatregel kan tot gevolg hebben
dat de waterdichte afdichting verkeerd
wordt uitgelijnd, waardoor er water de
camera binnen kan dringen.
•
Controleer of het deksel goed vast zit
door de vergrendeling in de tegenge-
stelde richting te draaien en controleer
of het deksel niet opengaat.
5
Formatteer de geheugenkaart (
O
Nieuwe geheugenkaarten moeten vóór het eerste gebruik worden
geformatteerd en alle geheugenkaarten die in een computer of an-
der apparaat zijn gebruikt, moeten ook weer worden geformatteerd.
16
a
op het LCD-
A
), draai aan de vergrendeling totdat
B
), wat aanduidt dat het deksel vast zit.
P
111).