3. Als de pedaalaanslag nog verder moet worden
afgesteld, moet u de tractiestang (Fig. 59) als volgt
afstellen:
• Verwijder de tapbout en de moer waarmee het
uiteinde van de tractiestang is bevestigd aan het
pedaal.
• Draai de contramoer los waarmee het uiteinde van
de stang is bevestigd aan de tractiestang.
• Draai aan de stang totdat u de gewenste lengte hebt
verkregen.
• Draai de contramoer vast en bevestig het uiteinde
van de stang aan het tractiepedaal met de tapbout en
de moer die u eerder hebt verwijderd, om de hoek
van het pedaal te borgen.
3
Figuur 59
1. Uiteinde van stang
2. Contramoer
1
2
3. Tractiestang
50
De serviceremmen afstellen
Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan
25 mm "speling" hebben of als de remmen niet effectief
functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het
rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt
gevoeld.
De afstelling van de remmen moet worden gecontroleerd na
de eerste 10 bedrijfsuren en hoeven daarna alleen maar te
worden afgesteld als zij intensief zijn gebruikt. Deze
periodieke afstellingen kunnen worden uitgevoerd op de
plaats waar de remkabel is bevestigd aan de onderkant van
de rempedalen. Als de kabel niet meer kan worden
afgesteld, moet u de stervormige moer aan de binnenzijde
van de remtrommel afstellen om de remschoenen naar
buiten te bewegen. De remkabels moeten echter dan weer
worden afgesteld om deze afstelling te compenseren.
1. Maak de borgarm los van het rechterrempedaal zodat
beide pedalen onafhankelijk van elkaar werken.
2. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, draait u
de remmen vast. Draai hiervoor de voorste moer op het
draadeinde van de remkabel los (Fig. 60). Draai
vervolgens de achterste moer vast om de kabel naar
achteren te halen totdat de rempedalen 13 tot 25 mm
speling hebben. Draai de voorste moer vast nadat de
remmen correct zijn afgesteld.
1
Figuur 60
1. Contramoeren van remkabel
1