in. In dit geval wordt de foutcode weergegeven. Deze beveiliging kan
niet worden gereset zonder de stroom uit te schakelen. Het elektrische
verwarmingselement blijft daarom werken totdat deze de ingestelde
temperatuur heeft bereikt, waarna deze uitschakelt.
BEVEILIGING TEGEN BEVRIEZING: Als de watertemperatuur van de
boiler gedetecteerd wordt door de sensor T2 in de STAND-BY-modus
≤ 5°C is, wordt het elektrische verwarmingselement geactiveerd om de
warmtepompboiler te beschermen tegen bevriezing. Het elektrische
verwarmingselement schakelt uit als de watertemperatuur weer
terugkeert naar de sensor T2 ≥ 10°C of de warmtepompboiler wordt
ingeschakeld door op de [ON/OFF] -toets te drukken.
10.2.4
Ontdooimodus
Met de ontdooimodus kan de warmtepompboiler zelfs worden gebruikt
bij luchttemperaturen rond de 0°C, waardoor ijsvorming op het oppervlak
van de verdamper wordt voorkomen. Deze functie activeert het elektrische
verwarmingselement automatisch, door de ontdooimodus volgens het
regelprogramma. De warmtepompboiler ondersteunt geen handmatige
ontdooiregeling. De ontdooi parameters die kunnen worden ingesteld, zijn als volgt:
• Parameter 6: Ontdooitijd 30 ~ 90 min (standaard 45 min)
• Parameter 7: Temperatuur boiler voor ontdooi activering -30°C - 0°C
(standaard -7 °C)
• Parameter 8: Temperatuur boiler voor ontdooi activering -2°C - 30°C
(standaard 13°C)
10.2.5 Functie cyclische antibacteriële behandeling
De cyclische antibacteriële behandeling bestaat uit
het cyclisch opwarmen en het op een vastgestelde
temperatuurwaarde (parameterwaarde 4, 50°C ÷ 70°C)
en te houden van het tapwater in de warmtepompboiler
door middel van het elektrische verwarmingselement.
De cyclus start elke week automatisch (kan niet uitgeschakeld
worden) op het ingestelde uur (parameterwaarde 13). De cyclus
wordt uitgevoerd op een dag van de week als de warmtepompboiler
op de voeding is aangesloten (in het geval van een stroomstoring
wordt de cyclusperiode gereset en begint deze opnieuw vanaf het
moment dat de stroomtoevoer hersteld is).
De volgende parameters moeten worden ingesteld (configuratie tak):
• Parameter 4: Setpoint thermische temperatuurschommeling
anti-bacteriële cyclus.
• Parameter 5: Duur van elke cyclus
(desinfectietijd bij thermische schommeling temperatuur).
• Parameter 13: Uur van de dag van het begin van de cyclus.
Het programma van de antibacteriële cyclus activeert het elektrische
verwarmingselement.
Het programma van de antibacteriële cyclus activeert het elektrische
verwarmingselement en houdt deze geactiveerd tot de temperatuur in de
boiler (sensor T3) boven ingestelde waarde [van parameter 4] is. Daarna
stopt het elektrisch verwarmingselement pas.
Cod. 1910000001165 - nv01
Als de water temperatuur van sensor T3 (uitschakeltemperatuur van het
elektrisch verwarmingselement) [ingestelde waarde van parameter 4] -2°C
daalt, wordt het elektrische verwarmingselement opnieuw geactiveerd om
de temperatuur van het water sensor T3 in het volgende bereik te houden:
[parameterwaarde 4] -2°C ≤ T3 ≤ [parameterwaarde 4], voor de ingestelde
antibacteriële tijd (ingestelde parameterwaarde 5). Na deze tijdsinterval
verlaat de warmtepompboiler de behandeling, en wordt de timer gereset en
begint het tellen voor de volgende cyclus.
Opmerking: Als het antibacteriële cyclusprogramma langer dan 3 uur duurt,
wordt de uitschakeling geforceerd. Het is NIET mogelijk om de antibacteriële
behandeling op enig moment te forceren, of om de antibacteriële behandeling
in of uit te schakelen.
Het is mogelijk om op de dag van de week de cyclus te wijzigen door de
spanning van de warmtepompboiler te onderbreken. De herhalingsperiode
begint op het moment dat de warmtepompboiler weer onder spanning komt.
Met elke voltooide antibacteriële cyclus, neemt de waarde van parameter H
met één eenheid toe (registratie van antibacteriële cyclus).
10.2.6 Functie Autostart
De autostart-functie maakt het automatisch herstarten van de
warmtepompboiler mogelijk na een spanning verlies (stroomstoring).
Deze functie is altijd ingeschakeld.
10.2.7 De ON/OFF-functie voor het activeren van de warmtepomp
met een timer of een extern contact:
Wanneer de warmtepompboiler wordt ingevoegd in een systeem dat is
samengesteld uit verschillende energiebronnen, is het noodzakelijk om
de prioriteit van de verschillende bronnen vast te stellen.
Voor dit doel beschikt de warmtepompboiler over een TIMER-functie
waarmee een specifieke in en uitschakeltijd kan worden vastgesteld.
Druk voor het instellen van de in- en uitschakeltijd eenmaal op de [TIMER]
toets
. De tijd
Druk nogmaals op de [TIMER]-toets
Gebruik de knoppen
stellen.
Druk nogmaals op de [TIMER]-toets
knipperen. Gebruik de knoppen
(minuten) in te stellen. Druk nogmaals op de [TIMER]-toets
de ingestelde tijd te bevestigen. Pictogram L11 [Timer ON] stopt met
knipperen, terwijl tegelijkertijd de tijd
[Timer OFF] beginnen te knipperen. Gebruik dezelfde methode om de
uitschakeltijd in te stellen.
Om de TIMER-functie te annuleren: Ga naar de programmamodus voor
de timer. Druk op de [TIMER]-toets
om de TIMER-functie uit te schakelen.
Gebruik dezelfde methode om de uitschakeltijd in te stellen.
- 107 -
en het pictogram L10 [Timer ON] knipperen.
. Het uur
begint te knipperen.
en
om de gewenste inschakeltijd (uur) in te
. De minuten
en
om de gewenste inschakeltijd
en het pictogram L11
en vervolgens de [CLOCK]-toets
Nederlands
beginnen te
om