Nederlands
te bekijken (zie de volgende instructies voor het weergeven en instellen
van de parameters).
Als de omgevingstemperatuur, gemeten door de sensor T1, tussen de
minimum- en maximumwaarden van de omgevingstemperatuur ligt (zie
waarden in de gegevenstabel), vindt de productie van warm tapwater plaats
via de warmtepomp. In dit geval zal de sensor T2 een watertemperatuur
detecteert die lager is dan/ gelijk is aan [parameterwaarde 0] -
[parameterwaarde 1], dan zal de warmtepomp opstarten. Als bij de sensor
T2 het bereik is van het setpoint (instelwaarde van parameter 0) wordt
detecteert, schakelt
de warmtepomp uit in afwachting van activering.
De warmtepomp start opnieuw als de watertemperatuur daalt onder
[parameterwaarde 0] - [parameterwaarde 1].
LET OP! Het opstarten van de warmtepomp moet
plaatsvinden met in inachtneming van de veiligheidstijden
tussen het inschakelen en het in bedrijf stellen van de
warmtepompboiler,
afhankelijk
omstandigheden van de omgeving en de warmtepompboiler.
Het elektrische verwarmingselement:
Tijdens de werkingsmodus van de warmtepomp kan het elektrische
verwarmingselement werken als een extra onderdeel naast de
warmtepomp bij de verwarming van het water om de setpoint-temperatuur
(instelwaarde van parameter 0) sneller te bereiken.
Het elektrische verwarmingselement kan worden bijgeschakeld als volgt:
HANDMATIGE BOOST:
Door tijdens de werking van de warmtepomp op de [ELEC, HEATING]
-toets
te drukken, wordt het elektrische verwarmingselement
geactiveerd.
Het elektrische verwarmingselement schakelt pas in na een vertragingstijd.
Deze vertragingstijd kan worden ingesteld door middel van parameter 3.
Standaard staat deze 6x 5min ingesteld.
De warmtepomp of het elektrisch verwarmingselement schakelen pas
weer in als de temperatuur onder het temperatuurverschil van parameter
1 is gedaald. Dit temperatuurverschil is standaard ingesteld op 5°C ten
opzichte van ingestelde temperatuur van parameter 2. Wanneer de
temperatuur onder de parameter instelling van parameter 0 komt schakelt
tevens de warmtepomp in. De boost functie eindigt bij het bereik van
parameter 0. Of door nogmaals op de [ELEC, HEATING] -toets
drukken.
LET OP! Het elektrische verwarmingselement wordt
geactiveerd na een door de gebruiker in te stellen
vertragingstijd gelijk aan [parameterwaarde 3] x 5 minuten.
Opmerking: Als de setpoint-temperatuur van het elektrische
verwarmingselement (instelwaarde van parameter 2) < 60°C is en
de setpoint-temperatuur van het water (ingestelde waarde van
parameter 0) > 60°C is, wordt het elektrische verwarmingselement
uitgeschakeld als de temperatuur in de boiler [ingestelde waarde
van parameter 2] bereikt is En wordt opnieuw geactiveerd bij
60°C tot [parameterwaarde 0] wordt bereikt. Om deze reden is de
standaardwaarde [parameterwaarde 2] = 55°C.
van
de
thermodynamische
Als het elektrische verwarmingselement niet is geactiveerd door op de
[ELEC, HEATING] -toets
het elektrische verwarmingselement in de volgende gevallen werken als
integratie:
OVERVERHITTING: Als de setpoint-temperatuur van het water (ingestelde
waarde van parameter 0]) > 60°C is, dan verwarmt de warmtepomp het water
tot 60 °C. Als de temperatuur gedetecteerd door de watersensor (T2) van
de boiler > 60 °C is, stopt de compressor vanwege de beveiligingsfunctie en
wordt het elektrische verwarmingselement geactiveerd. Als de temperatuur
gedetecteerd door de sensor (T2) [parameterwaarde 0] + 1°C bereikt, dan
schakelt het elektrische verwarmingselement uit. Als de temperatuur (T2)
onder 60°C daalt, schakelt het elektrische verwarmingselement uit en
schakelt de warmtepomp weer in en verwarmt het water tot 60°C.
ONTDOOIEN/ ANTIBACTERIËLE CYCLUS: Als de warmtepomp zich
in de ontdooimodus of in de desinfectiemodus bevindt, is het elektrische
verwarmingselement ingeschakeld. Het elektrische verwarmingselement
schakelt uit wanneer het ontdooien of desinfecteren heeft plaatsgevonden.
10.2.3 Werking uitsluitend met elektrisch verwarmingselement
Het elektrische verwarmingselement kan in de volgende gevallen
afzonderlijk werken om het water te verwarmen:
HANDMATIGE ACTIVERING: Door tijdens de STAND-BY-modus op de
toets [ELEC, HEATING]
VERWARMINGSELEMENT geactiveerd.
Het elektrische verwarmingselement wordt geactiveerd om het water te
verwarmen tot [waarde van parameter 2] terwijl de warmtepomp uit blijft, de
werkingsmodus van het verwarmingselement is als volgt:
• Als de temperatuur van het water gedetecteerd door de sensor T3 ≤
[parameterwaarde 1] - 5°C is, wordt het elektrische verwarmingselement
geactiveerd.
Het
elektrische
als de temperatuur van het water gedetecteerd door de sensor
T3 [parameterwaarde 0] + 1°C bereikt of als de [ELEKTRISCH
VERWARMINGSELEMENT] -toets
ingedrukt.
• Deze functie is handig als snel een temperatuur (parameterwaarde
2) moet worden bereikt die afwijkt van het setpoint van de warmtepomp
(parameterwaarde 0).
• Als het elektrische verwarmingselement niet handmatig is geactiveerd
te
door op de [ELEC, HEATING] -toets
elektrische verwarmingselement in de volgende gevallen in werking treden:
BESCHERMING TEMPERATUUR: Als de sensor T1 een omgevings-
temperatuur T1≤ -5°C of T1> 44°C detecteert, stopt de compressor van
de warmtepompboiler vanwege de beschermingsfunctie en dan wordt het
elektrische verwarmingselement geactiveerd en vindt de productie van
warm water alleen plaats via het elektrische verwarmingselement die wordt
geactiveerd na een vertraging van [parameterwaarde 3] x 5 minuten.
Als de omgevingstemperatuur terug keert naar het volgende waardebereik:
-3°C ≤ T1 ≤ 42°C, wordt het elektrische verwarmingselement
uitgeschakeld en wordt de warmtepomp weer ingeschakeld.
BESCHERMING DRUK: Als gedurende 3 tot 30 minuten een
beschermingsfunctie voor te hoge druk optreedt, stopt de compressor van
de warmtepompboiler en schakelt het elektrische verwarmingselement
- 106 -
op het bedieningspaneel te drukken. Kan
te drukken, wordt ALLEEN het ELEKTRISCH
verwarmingselement
(handmatige uitschakeling) wordt
op het display te drukken, kan het
Cod. 1910000001165 - nv01
schakelt
uit