Volg de menukeuze. Begin met de eerste menuoptiek en kies vervolgens alle andere menuopties uit.
Controleer voordat u de accu's aansluit of de ingestelde parameters overeenkomen met de accu.
Als de oplader niet juist is geconfigureerd, kan de accu en de oplader worden beschadigd. Er kan
brand of een explosie plaatsvinden op grond van een overlading. Ga zeer omzichtig te werk bij de
configuratie. Let beslist op de gegevens in de volgende tabel als er geen precieze accu-parameters
beschikbaar zijn.
Nominale
spanning/cel
LiPo
3,70 V
LiIon
3,60 V
LiFe
3,20 V
LiHV
3,80 V
NiCd
1,20 V
NiMH
1,20 V
Lood/Pb
2,00 V
10. Accu aansluiten en programma starten
a) Balancer-aansluiting
Sluit nadat u de stroomvoorziening van de oplader hebt aangezet den XH-balancer-aansluiting
van het accupack met de juiste polen gelijk aan de balancer-aansluitrand (5). Richt de stekker
altijd met het minus-contact op de minus-aansluiting van de balancer-aansluitrand. Gebruik in-
dien nodig een geschikte adapter.
Het wordt aanbevolen lithium-accu's altijd met de balancer-aansluiting op te laden. Een laadpro-
cedure is echter ook zonder balancer mogelijk.
b) Accu aansluiten
De accu-aansluiting vindt plaats via de zijdelingse XT60-aansluiting (7) rechts. De polariteit wordt via de
stekkergeometrie aangegeven. De XT60-bus dient zoals afgebeeld te worden aangesloten.
Als alle parameters correct zijn ingesteld en de accu is aangesloten, dan kan het gekozen programma via de menuop-
tie "Start" worden opgestart.
Om het programmamenu voortijdig te beëindigen, kiest u de laatste menuoptie "Back" en drukt u op het instelwieltje.
Einde oplaad-
Opslagspanning/
spanning/cel
cel
4,20 V
3,80 V
4,10 V
3,70 V
3,60 V
3,30 V
4,35 V
3,90 V
1,40 V
---
1,40 V
---
2,40 V
---
Max. oplaad-
Einde ontlaad-
ratio
spanning/cel
≤ 1C
3,00 - 3,30 V
≤ 1C
2,90 - 3,20 V
≤ 4C
2,60 - 2,90 V
≤ 1C
3,10 - 3,40 V
1C - 2C
0,5 - 1,10 V
1C - 2C
0,5 - 1,10 V
≤ 0,4C
1,80 - 2,00 V
13