3 Druk op één van de effect-parametertoetsen terwijl
de [SHIFT]-toets ingedrukt wordt gehouden om het
effecttype te selecteren.
Het geselecteerde effect wordt getoond op het Serato DJ-scherm.
4 Druk op de effectparameter 1-toets om het effect in
te schakelen.
Het effect wordt in en uitgeschakeld telkens wanneer er op deze toets
wordt gedrukt.
! De [ON]-toets van het effect wordt gemarkeerd op het Serato
DJ-scherm.
5 Gebruik de effectparameter 2-toets of de
effectparameter 3-toets om de parameter van het effect
om te schakelen.
! Afhankelijk van het type effect is het mogelijk dat de toets niet oplicht
wanneer deze bediend wordt.
6 Gebruik de effectparameterinstelling(en) om de
parameter(s) van het effect in te stellen.
7 Draai aan de [FX BEATS]-instelling om de effecttijd in
te stellen.
! Het is ook mogelijk om de BPM-waarde die gebruikt moet wor-
den als basis voor de effecttijd in te stellen aan de hand van het
tempo waarmee er op de [TAP (FX MODE)]-toets wordt getikt.
Zie Omschakelen van de tempostand van het effect op bladzijde
22 voor verdere informatie.
22
Nl
Omschakelen van de tempostand van het
effect
Bij Serato DJ-effecten zijn er twee manieren om het tempo van het
effect in te stellen: de "automatische tempostand" en de "handmatige
tempostand".
! Volgens de standaardinstelling is de automatische tempostand
ingesteld.
Automatische tempostand
De BPM-waarde van het muziekstuk wordt gebruikt als de basis voor het
tempo van het effect.
Handmatige tempostand
De BPM-waarde die wordt gebruikt als basis voor het effect wordt bere-
kend aan de hand van de snelheid waarmee er op de [TAP (FX MODE)]-
toets wordt getikt.
Overschakelen naar de handmatige tempostand
Druk in de automatische tempostand drie keer op de
[TAP (FX MODE)]-toets.
! Wanneer de [TAP (FX MODE)]-toets langer dan 1 seconde ingedrukt
wordt gehouden in de handmatige tempostand, zal er worden over-
geschakeld naar de automatische tempostand.
De kanaalfader startfunctie
gebruiken
Met deze functies wordt er een tijdelijk cue-punt ingesteld met de
kanaalfader en begint de weergave vanaf het tijdelijke cue-punt wanneer
de kanaalfader van u vandaan wordt bewogen.
! Deze functies werkt niet wanneer de instelling voor het starten van
de kanaalfader is uitgeschakeld in de stand voor de hulpprogram-
ma's 1.
= Zie Opstarten van de hulpprogrammatuur stand 1 (blz.28) voor
instructies over het veranderen van de instelling.
1 Stel een cue-punt in.
Pauzeer op de positie waar je het afspelen wilt starten en druk vervol-
gens op de [CUE]-toets voor het bijbehorende deck.
! Je kunt ook cues instellen door de kanaalfader van achter naar
de positie het dichtst bij je te verplaatsen terwijl je de [SHIFT]-
toets ingedrukt houdt in de pauzestand.
2 Verplaats, terwijl je de [SHIFT]-toets ingedrukt houdt,
de kanaalfader van de positie het dichtst bij je naar
achteren.
Het afspelen van het muziekstuk begint vanaf het ingestelde cue-punt.
! Wanneer je de kanaalfader terugbrengt naar de positie het dichtst
bij je, terwijl je de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt tijdens het afspelen,
gaat het muziekstuk ogenblikkelijk terug naar het ingestelde cue-
punt en wordt de pauzestand ingesteld. (Back Cue)
! Als je geen cue hebt ingesteld, start het afspelen vanaf het begin van
het muziekstuk.
! Het is ook mogelijk de instelling in de stand voor hulpprogramma-
tuur 1 zo te wijzigen dat de Sync-stand tegelijkertijd wordt ingesteld
wanneer het afspelen wordt gestart met de kanaalfader startfunctie.
! Wanneer je de kanaalfader terugbrengt naar de positie het dichtst bij
je, terwijl je de de [SHIFT]-toets ingedrukt houdt in stand-by bij een
cue, start het afspelen van het muziekstuk vanaf de ingestelde cue.