3. Bij een druktransmitter onder de werkdruksensor opent u één voor één beide aflaatkleppen
⑦
Bij een druktransmitter boven de werkdruksensor opent u één voor één beide
ontluchtingsventielen
4. Sluit beide afloopventielen
5. Open de werkdrukafsluiter
ontluchtingsventiel) aan de positieve kant van de druktransmitter een beetje, totdat
luchtvrije vloeistof ontsnapt.
6. Sluit het ontluchtingsventiel (afdichtstop met ontluchtingsventiel).
7. Open het ontluchtingsventiel (afdichtstop met ontluchtingsventiel) aan de negatieve kant
van de druktransmitter een beetje, totdat luchtvrije vloeistof ontsnapt.
8. Sluit het werkdrukafsluiter
9. Open enigszins de werkdrukafsluiter
10.Sluit het werkdrukafsluiter.
11.Sluit het ontluchtingsventiel (afdichtstop met ontluchtingsventiel) aan de negatieve kant
van de druktransmitter.
12.Open de werkdrukafsluiter
13.Bij een meetbegin van 0 bar controleert u het nulpunt (4 mA) en corrigeert u het meetbegin
bij afwijkingen.
14.Sluit de compensatieafsluiter
15.Open de werkdrukafsluiter (
6.5.3
Inbedrijfstelling bij damp
Voorwaarde
Alle afsluiters zijn gesloten.
Hete damp
Gevaar voor letsel en schade aan het apparaat
Indien bij gelijktijdig geopende afsluitventielen
compensatieafsluiter
beschadigd worden.
● Volg voor inbedrijfstelling de beschreven stappen van de handelwijze op.
SITRANS P320/P420 met 4 tot 20 mA/HART
Beknopte bedieningshandleiding, 09/2018, A5E38874562-AB
enigszins, tot er luchtvrije vloeistof ontsnapt.
⑩
WAARSCHUWING
②
geopend wordt, kan de druktransmitter
enigszins, tot er luchtvrije vloeistof ontsnapt.
⑦
of ontluchtingsventielen
③
en het ontluchtingsventiel (afdichtstop met
③
.
④
, tot er luchtvrije vloeistof ontsnapt.
③
met een halve omwenteling.
②
.
③
④
of
) helemaal.
⑥
en werkdrukafsluiter
Inbedrijfstelling
6.5 Verschildruk en doorstroming
⑩
.
③
de
①
door spuitende stoom
55