Werking
4.5.3
Algemene informatie over kalibratie
4.5.3.1
Geregistreerde punten wissen
4.5.3.2
Een kalibratiepunt wissen
24
Het apparaat sorteert de opgeslagen kalibratiepunten automatisch op basis van de hoogte
van de kalibratiewaarden, ongeacht de volgorde waarin de kalibratiepunten zijn
geregistreerd.
•
Punt 1 wordt altijd aan de kleinste kalibratiewaarde toegewezen.
•
Punt 2 wordt aan de volgende kleinste kalibratiewaarde toegewezen.
•
Punt 3 wordt aan de grootste kalibratiewaarde toegewezen.
De in het laboratorium berekende waarde kan op elk moment worden gecorrigeerd door
deze te overschrijven.
Punten die onder GEHEUGEN zijn opgeslagen, kunnen op elk moment opnieuw worden
ingesteld en verwijderd.
1. Open het MAIN MENU (HOOFDMENU).
2. Selecteer SONDE SETUP en bevestig uw keuze.
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
4. Selecteer KALIBREREN en bevestig uw keuze.
5. Selecteer KALIBREREN en bevestig uw keuze.
Na het geregistreerde punt of de geregistreerde punten wordt gedurende
ongeveer 3 seconden de markering "<<" weergegeven.
6. Selecteer GEHEUGEN en bevestig uw keuze.
7. Selecteer GEHEUGEN WISSEN en bevestig uw keuze.
De sensor werkt verder met de oude kalibratiewaarden.
8. Ga terug naar het HOOFDMENU of naar de weergave van de meetmodus.
Op elk moment kan een individueel kalibratiepunt worden gewist door voor de
concentratie de waarde 0,0 in te voeren.
1. Open het MAIN MENU (HOOFDMENU).
2. Selecteer SONDE SETUP en bevestig uw keuze.
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
4. Selecteer KALIBREREN en bevestig uw keuze.
5. Selecteer KALIBREREN en bevestig uw keuze.
6. Selecteer de PUNT om te wissen en bevestig uw keuze.
7. Voer de waarde 0 in en bevestig uw keuze.
8. Ga terug naar het HOOFDMENU of naar de weergave van de meetmodus.