Gras maaien
Gras groeit niet het gehele jaar even snel.
Wanneer het 's zomers heet is, is het over het
algemeen aan te raden het gras te maaien op
maaihoogte 45 mm, 55mm of 70mm (fig. 9).
Slechts ongeveer / van de lengte van het gras
moet worden afgemaaid. Afgeraden wordt om
onder de instelling van 45mm te maaien, tenzij
er weinig gras is of het laat in de herfst is, en het
gras langzamer groeit.
Als er hoog gras moet worden gemaaid, moet u
het mes wellicht wat hoger instellen en
langzamer lopen; vervolgens maait u het gras
dan nog eens op een normalere hoogte. Als het
gras te lang is en er plukken gras op het gazon
achterblijven, kan de maaier verstopt raken
waardoor de motor afslaat.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
wordt het gemaaide gras beter over het gazon
verspreid en vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u
een of meer van de volgende remedies proberen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaier in op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
Maai de randzones een tweede maal.
Stel de voorwielen één stand lager in dan de
achterwielen. Bijvoorbeeld: de voorwielen op
45 mm en de achterwielen op 55 mm.
Fijnmaken van bladeren
Wanneer u klaar bent met maaien, moet steeds
nog 50% van het gazon door de laag
fijngemaakte bladeren te zien zijn. Soms is het
nodig hiervoor één of meer keren over de
bladeren heen te gaan.
Voor een lichte bladbedekking stelt u alle wielen
op dezelfde maaihoogte in.
Als er meer dan 12,7 cm bladeren op het gazon
ligt, stelt u de maaihoogte op een hogere stand
in. Hierdoor kunnen de bladeren gemakkelijker
onder het maaivlak worden ingevoerd.
Loop langzamer met de maaier als de bladeren
niet fijn genoeg worden gemaakt om in het gras
verborgen te worden.
Als u veel eikebladeren fijnmaakt, is het aan te
raden in het voorjaar kalk op het gras aan te
brengen. Hierdoor wordt het zuur uit de
eikebladeren geneutraliseerd.
Gebruik en
bediening
Tips voor bediening en gebruik
1.
CONTROLEREN VAN HET OLIEPEIL - Het
oliepeil moet tussen de ADD- en
FULL-markeringen op de peilstok staan (fig. 8).
2.
VOOR ELKE MAAIBEURT – Controleer of
mesrem, rijaandrijving en regelstang goed
werken. Als u de regelstang loslaat, moeten het
maaimes en de rijaandrijving automatisch
stoppen. Als de bedieningsorganen niet naar
behoren werken, moeten die eerst worden
gerepareerd voordat de maaier opnieuw wordt
gebruikt.
3.
SCHERP MES - Begin elk maaiseizoen met een
scherp mes. Verwijder regelmatig braam met een
vijl.
Bedieningsorganen
Handgas, mes-/rijaandrijvingsstang en vingerstarter
bevinden zich op de bovenste handgreep (fig. 10). De
rijsnelheidsregelaar bevindt zich aan de achterkant
van het drijfriemdeksel (fig. 11).
11