3.4.1
Noodstopsysteem
LET OP Gebruik de noodstop alleen in geval van nood. Volg tijdens regulier bedrijf altijd
de volledige procedure om het aggregaat uit te schakelen. Het gebruik van de noodstop
kan leiden tot schade aan het aggregaat.
Het aggregaat is voorzien van een noodstopsysteem met twee noodstopknoppen. Aan de
binnenzijde van het aggregaat bevindt de noodstopknop zich naast de toegangsdeur accu's. De
tweede knop is geplaatst op het bedieningspaneel, deze is bereikbaar via een uitsparing in het
toegangsluik besturingscompartiment.
Als de noodstopknop ingedrukt wordt, dan wordt het aggregaat direct stopgezet en wordt
de hoofdschakelaar in de stand UIT gezet. Hierdoor wordt de elektrische verbinding met de
aangesloten installatie of verbruikers onderbroken.
WAARSCHUWING De noodstopknop wordt tijdens het transport afgedekt met een
metalen plaat. Na het plaatsen dient de metalen plaat direct opzij geschoven te worden,
zodat de noodstop vrij is om te bedienen.
Opheffen van een noodstop
VOORZICHTIG Na het opheffen van de noodstop kan het aggregaat automatisch starten.
1.
Controleer dat de noodsituatie verholpen is en dat de noodstop opgeheven mag worden.
2.
Draai de ingedrukte noodstopschakelaar linksom. De knop veert terug.
3.
Druk op de knop Alarmlist van de controller. Een lijst met alarmmeldingen verschijnt in het
display.
4.
Druk op de knop Reset fout (uitroepteken met kruis) van de controller. De alarmmelding
verdwijnt uit het display.
Wanneer de bedrijfskeuzeschakelaar (S18) van het aggregaat in de stand 1 (AUTO) of
2 (POWERMANAGEMENT) staat, kan het aggregaat automatisch starten. Wanneer de
bedrijfskeuzeschakelaar in de stand 3 (HAND) staat, moet het aggregaat handmatig worden
gestart.
Veiligheid
39