ONDERHOUD
ONDERHOUDSPLAN
Nr.
Taak
Inspectie van de aluminium-
koperen verbindingen van
1
microchannel spoelen op corrosie.
De spoelen reinigen
2
(overeenkomstig de lokale
regelgeving).
Inspectie van stroomsterkte van
3
de compressor.
Luchtfilters van schakelkasten
4
reinigen.
Inspectie van de
5
condensorventilatoren.
Visuele inspectie van het oliepeil
6
en controle van de olie op sporen
van zuur in de koelcircuits.
7
Controleer de 4-wegklep.
Controleer de positie van de
carterverwarmingen (rond de
8
compressor) en of die naar
behoren werken.
Controleer de ontdooicyclus met
9
omkering van 4-weg omkeerklep.
Waar mogelijk op waterdruk in het
10
circuit controleren.
De algemene werking van de
11
stroomregelaar controleren.
12
Controleer de circulatiepompen.
Installatiehandleiding / eCOMFORT - MIL168D-0722 - 06/2023
Bedrijfsmodus
Ga uiterst voorzichtig te werken bij het reinigen van de spoelen. Wanneer
er corrosie wordt gedetecteerd, moet er een preventieve behandeling
worden uitgevoerd op basis van onze aanbevelingen.
Het is verplicht om de externe spoelen te reinigen; afhankelijk van de
omgeving waarin de unit zich bevindt, varieert de frequentie van de
reiniging van één keer per maand tot minstens twee keer per jaar.
De prestaties en de duurzaamheid van de machine zijn gebaseerd
op de perfecte warmte-uitwisseling. Het gebruik van een neutraal pH-
schoonmaakmiddel is verplicht.
(WAARSCHUWING: Vinnen en koperen buizen zijn erg kwetsbaar! Bij
elke schade nemen de prestaties van de unit af).
Controleer de stroomsterkte van elke compressor op de 3 fases bij
deellast en bij 100%, bij een bepaalde frequentie, afhankelijk van het
gebruik van de machine. Voorbeeld:
Maandelijks: Indien de unit het hele jaar door wordt gebruikt.
Halfjaarlijks: Bij seizoensgebonden gebruik.
Het is verplicht om de filters minimaal één keer per maand te
reinigen afhankelijk van de omgeving waarin de unit zich bevindt om
oververhitting van de elektrische componenten te voorkomen.
Controleer de filtervervuilingssnelheid, reinig of vervang de filter wanneer
nodig door een originele filter.
Controleer het draaien van de ventilator (vrij draaien, detectie van
trillingen of lagergeluiden).
Controleer de opgenomen ampères op alle drie fasen; vergelijk de
waarden met de nominale waarde in het schema van de elektrische
bedrading.
Controleer de toestand van de ventilatorbladen en de beschermingen.
Controleer het oliepeil door het kijkglas aan de zijkant van de
compressorbehuizing. Test de olie elke 3 jaar en/of na werkzaamheden
aan het koelcircuit.
Keer de klep in de koelstand om naar de warmtepompstand.
Reset de regelaar.
Controleer of de carterverwarmingen goed zijn gemonteerd en vastgezet.
Controleer de werking van de carterverwarmingen.
Zet de unit in de warmtepompstand. Wijzig het instelpunt om de
standaardontdooimodus te krijgen en verminder de cyclustijd tot de
minimumwaarde. Controleer de werking van de ontdooicyclus.
Controleer de waterdruk in het circuit en de efficiëntie van de
expansievaten.
Zet de compressoren uit, stop de watercirculatie. Start de unit daarna en
wacht op het storingssignaal van de waterstroom in de regelaar.
Controleer het opgenomen vermogen en de juiste draairichting van de
pompen.
Controleer de waterdichtheid van de afdichting van de pomp en volg
waar nodig het onderhoudsplan van de fabrikant.
|
|
|
|
|
|
|
•
•
•
|
|
|
|
|
•
|
|
• 43 •