Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bronnen Voor Snelheidsgegevens Instellen; Configuraties Van Automatische Begeleidingslijnen - Garmin GPSMAP 700 Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor GPSMAP 700 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Het toestel instellen

Bronnen voor snelheidsgegevens instellen

U kunt de bron bepalen van de snelheidsgegevens op basis waarvan de ware windsnelheid of het
brandstofverbruik wordt berekend. De watersnelheid is de door een water-snelheidsensor gemeten
snelheidmeting; de GPS-snelheid wordt berekend op basis van uw GPS-positie.
1. Selecteer in het startscherm
2. Voer een actie uit:
Wind
Selecteer
watersnelheidsensor, of de gegevens gebaseerd zijn op de GPS-snelheid en of de kaartplotter
automatisch een snelheidsgegevensbron moet selecteren.
Selecteer
Brandstofverbruik
brandstofverbruik wordt berekend, afkomstig zijn van een watersnelheidsensor of gebaseerd zijn
op de GPS-snelheid.

Configuraties van automatische begeleidingslijnen

U kunt de parameters instellen die door de kaartplotter worden gebruikt bij het berekenen van een
automatische begeleidingslijn.
OPMERKING: Autobegeleiding is beschikbaar met een voorgeprogrammeerde BlueChart g2 Vision-
gegevenskaart.
Veilige waterdiepte en veilige obstakelhoogte
De instellingen voor Veilige diepte en Veilige hoogte zijn van invloed op de manier waarop de
kaartplotter een automatische begeleidingslijn berekent. Als de waterdiepte of de obstakelhoogte in een
gebied niet bekend is, wordt geen automatische begeleidingslijn berekend voor dat gebied. Als een gebied
aan het begin of einde van een automatische begeleidingslijn minder diep is dan de veilige waterdiepte
of lager dan de veilige obstakelhoogte, wordt geen automatische begeleidingslijn berekend voor dat
gebied. De koers door deze gebieden wordt op de kaart weergegeven als een grijze lijn. Er wordt een
alarmbericht weergegeven wanneer uw boot een van deze gebieden binnenvaart.
De veilige waterdiepte en de veilige obstakelhoogte instellen
1. Selecteer in het startscherm
2. Selecteer
Veilige diepte
voor het berekenen van de automatische begeleidingslijn.
3. Geef de minimale veilige diepte op.
4. Selecteer Gereed.
5. Selecteer
Veilige hoogte
onderdoor kan varen.
6. Geef de minimale veilige hoogte op.
7. Selecteer Gereed.
Instelling voor afstand tot de kustlijn (automatische begeleiding)
De instelling Afstand kustlijn geeft aan hoe dicht op de kust u de automatische begeleidingslijn wilt
plaatsen. De automatische begeleidingslijn wordt mogelijk verplaatst als u deze instelling tijdens het
navigeren wijzigt.
0
Configureer
>
en geef aan of de berekende windsnelheidsgegevens afkomstig zijn van een
en geef aan of de snelheidsgegevens op basis waarvan het
Configureer
>
om de minimale diepte in te stellen die door de kaartplotter wordt gebruikt
om de minimale hoogte voor een brug in te stellen waar uw boot veilig
Systeem
> Snelheidsbronnen.
LET OP
Navigatie
> Autobegeleiding.
GPSMAP
700-serie - gebruikershandleiding
®

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave