4.4. Aansluiten op het voedingsnet
Een 1-fase netvoeding moet aangesloten worden op de klemmen L1/L (fase), L2/N (nul).
Een 3-fasen netvoeding moet aangesloten worden op de klemmen L1, L2, L3. De draairichting is niet van belang.
Om aan de CE en C Tick EMC richtlijnen te voldoen worden symmetrisch afgeschermde kabels aanbevolen.
Een vaste opstelling is noodzakelijk en moet voldoen aan IEC61800-5-1. Er moet gebruik gemaakt worden van de juiste
voorbeveiliging conform de hiervoor gestelde richtlijnen zoals beschreven staat in de lokale normen (zoals bijv. NEN1010, EN60204-1,
etc.).
De doorsnede van de bekabeling moet gekozen worden volgens de lokaal geldende normen. In hoofdstuk 9.2 worden richtlijnen
aangegeven voor de juiste doorsnede van de voedingskabels.
Voor de Optidrive ODE-3 moeten de juiste zekeringen worden geplaatst om de installatie te beveiligen. Zie hoofdstuk 9.2 voor meer
informatie. De beveiliging moet voldoen aan de richtlijnen die ter plaatse van toepassing zijn. Over het algemeen voldoen zekeringen
van het type gG (IEC 60269) of het UL type T. In sommige gevallen is het echter zo dat alleen het type aR volstaat.
Wanneer de lokale richtlijnen het toestaan is het ook mogelijk om installatieautomaten (type B) te plaatsen als beveiliging van de
installatie.
Bij het uitschakelen van de spanning moet een wachttijd van 30 seconden in acht worden genomen voordat de spanning weer wordt
ingeschakeld. Er moet minimaal 5 minuten worden gewacht voordat er aan de klemmen kan worden gewerkt.
De maximale toegestane kortsluitstroom op de klemmen van de Optidrive ODE-3 is 100 kA (voldoet aan IEC60439-1).
Een netsmoorspoel (optie) voor de frequentieregelaar wordt aanbevolen in de volgende gevallen:
o
De impedantie van inkomende voeding is laag of de maximale kortsluitstroom is te hoog.
o
De voedingsspanning is zwak en dipt regelmatig of valt compleet weg
o
De 3-fasen van de voeding zijn niet in balans.
o
De voedingsspanning is afkomstig van een railsysteem met koolborstels (zoals bij bovenloopkranen.
In alle andere installaties worden netsmoorspoelen aangeraden om de regelaar te beschermen tegen spanningsfluctuaties. Onderstaand
tabel geeft een overzicht van de netsmoorspoelen voor de verschillende bouwgrootten.
4.5. Aansluiten motor op de frequentieregelaar
De frequentieregelaar stuurt een puls gemoduleerd spanningssignaal (PWM) uit. Voor motoren die niet geschikt zijn voor
frequentieregelaars zijn extra maatregelen noodzakelijk. Een sinusuitgangsfilter of en motorsmoorspoel moet dan worden toegepast.
Neem voor meer informatie contact op met uw leverancier.
De motor moet worden aangesloten op de klemmen U, V, en W d.m.v. een afgeschermde 3- of 4-aderige kabel. Wanneer er een 3-aderige
kabel wordt gebruikt moet de afscherming worden gebruikt als aardingsgeleider. Let hierbij wel op dat de doorsnede van de afscherming
minimaal gelijk is aan de doorsnede van een van de fasen en dat het materiaal ook gelijk is. Bij een 4-aderige motorkabel moet de
doorsnede van de aardleider minimaal gelijk zijn aan de doorsnede van een van de fasen en het materiaal moet ook gelijk zijn.
De aardeklem van de motor moet zijn verbonden met een van de aardeklemmen van de regelaar.
Om aan de Europese EMC richtlijnen te voldoen moet er gebruik gemaakt worden van juiste afgeschermde EMC kabel. Het oppervlak van
de afgeschermde kabel moet een dichtheid hebben van minimaal 85% en moet een zo laag mogelijke impedantie hebben voor
hoogfrequente signalen.
De afscherming van de motorkabel moet aan de motorzijde d.m.v. een EMC wartel aan aarde worden gelegd.
Wanneer er gebruik wordt gemaakt van een metalen schakelkast mag de afscherming van de EMC kabel ook d.m.v. een EMC wartel aan
aarde worden gelegd. Let wel op dat de afstand tussen de regelaar en de EMC wartel zo kort mogelijk is.
Bij IP66 drives moet de afscherming van de motorkabel worden aangesloten op de aardeklem.
4.6. Aansluiten motorklemmenbox
Standaard kortsluitanker motoren zijn gewikkeld voor een bepaalde spanning (spoelspanning). Dit wordt weergegeven op het typeplaatje van
de motor (laagste spanning van de twee). De spoelspanning tezamen met de voedingsspanning bepalen of de motor in ster of in driehoek moet
worden gezet. In ster moet altijd de hoogste voedingspanning worden gekozen. Voorbeeld van een typeplaatje:
Voedingsspanning
12
Optidrive ODE-3 Handleiding Versie 1.02
Voedingsspanning
Bouwgrootte
230 Volt
1-fase
400 Volt
3-fasen
Motorspanning
230
230 / 400
400
400 / 690
400
230 / 400
Netsmoorspoel type
1
OPT-2-L1016-20
2
OPT-2-L1025-20
3
N.v.t.
2
OPT-2-L3006-20
2
OPT-2-L3010-20
3
OPT-2-L3036-20
4
OPT-2-L3050-20
Driehoek
Ster
Hoe aan te sluiten