4. Elektrische installatie
4.1. Aarding van de frequentieregelaar
Deze handleiding is bedoeld als richtlijn voor de juiste aansluiting/bedrading van de frequentieregelaars. Invertek Drives Ltd
kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het niet voldoen aan eisen die lokaal, nationaal of internationaal worden gesteld,
met betrekking op de juiste installatie van de frequentieregelaars en de bijbehorende onderdelen. Er kan persoonlijk letsel of
beschadiging van de installatie optreden wanneer de opgegeven waarschuwingen niet in acht worden genomen.
De tussenkring van de Optidrive ODE-3 frequentieregelaar bestaat uit condensatoren. Na het uitschakelen van de
voedingsspanning duurt het een bepaalde periode voordat ze leeg zijn. Let erop dat wanneer er werkzaamheden moeten
worden verricht aan de regelaar eerst de hoofdspanning veilig wordt afgeschakeld en vervolgens 10 minuten gewacht wordt
totdat de condensatoren zeker leeg zijn. Wanneer er na het uitschakelen van de voedingsspanning geen rekening wordt
gehouden met de tussenkringspanning kan dit leiden tot lichamelijke verwondingen of dodelijk letsel.
Alleen gekwalificeerd elektrisch personeel met kennis van de installatie en die op de hoogte zijn van de gevaren mogen de
frequentieregelaar installeren, in bedrijf stellen, bedienen en onderhouden. Lees het handboek eerst goed door voordat er
begonnen wordt met installatie en inbedrijfstelling.
Aardingsrichtlijnen
De aardklem van elke Optidrive moet (via het externe EMC filter indien aanwezig) met een zo kort mogelijke kabel verbonden worden met een
aardrail. De aarding moet niet tussen de verschillende Optidrives of andere apparatuur worden doorgelust. De aardingsimpedantie moet
voldoen aan alle industriële veiligheidseisen. De integriteit van de aarding van de regelaar moet periodiek worden gecontroleerd. Om aan UL
normen te voldoen moet er gebruik gemaakt worden van speciale UL aardklemmen.
Veiligheidsaarde
Een van de veiligheidsaardklemmen van de Optidrive ODE-3 moet altijd zijn verbonden met de aarde. De aardklem moet aangesloten worden
op de dichtbij zijnde staalconstructie, kastaarde of aardrail.
Motoraarde
De motoraarde moet verbonden zijn met een van de aardklemmen van de regelaar.
Aardfoutdetectie
Zoals bij alle frequentieregelaars is het mogelijk dat er een lekstroom naar aarde is. De Optidrive ODE-3 is zodanig ontworpen dat de lekstroom
tot een minimum beperkt is maar toch voldoet aan alle EMC eisen. De hoogte van de lekstroom is afhankelijk van de motorkabellengte, type en
de schakelfrequentie. Bij een aardlekbeveiliging moeten de volgende voorwaarde in acht worden genomen:
Een type B aardlekbeveiliging moet worden gebruikt
De aardlekbeveiliging moet geschikt zijn voor apparatuur die een gelijkstroomcomponent in de lekstroom hebben
Elke frequentieregelaar moet voorzien zijn van een eigen aardlekbeveiliging
4.2. Uitschakelen intern EMC filter
Frequentieregelaars met een EMC filter hebben logischerwijs een grotere lekstroom naar aarde. Voor applicaties waarbij de aardlekbeveiliging
wordt aangesproken door de hogere aardlekstroom is het mogelijk om het EMC filter uit te schakelen. Het uitschakelen van het EMC filter
(alleen mogelijk bij IP20 modellen) gebeurt door de schroef (EMC) aan de zijkant van de regelaar te verwijderen.
De schroeven kunnen als volgt worden verwijderd:
Alle Optidrive frequentieregelaars zijn voorzien van zogenaamde varistors aan de ingang. Deze varistors beveiligen de regelaars tegen hoge
spanningspieken die kunnen ontstaan door bliksem of het schakelen van zware vermogensapparatuur dicht bij de regelaar op dezelfde voeding.
Wanneer er een isolatietest wordt uitgevoerd op een installatie waar een frequentieregelaar wordt gebruikt is het mogelijk dat de test niet
slaagt omdat de regelaar is voorzien van de varistors. Om de test toch goed uit te laten voeren is het mogelijk om de varistors uit te schakelen.
Het uitschakelen van de varistors gebeurt door de schroef (VAR) aan de zijkant van de regelaar te verwijderen. Na het uitvoeren van de test
moet de schroef worden teruggeplaatst en moet de test nogmaals worden uitgevoerd. De isolatietest moet nu weer niet slagen wat inhoudt dat
de varistors weer aanwezig zijn in het circuit.
Afgeschermde motorkabel
De afscherming van de motorkabel dient ook aangesloten te worden op een van de aardklemmen van de regelaar of moet geaard worden via
een EMC beugel op de montageplaat van de schakelkast. De afscherming van de motorkabel dient ook aan de motorzijde aan aarde te worden
gelegd (EMC wartel). De afscherming van de stuursignalen moet alleen worden geaard aan de bronzijde.
4.3. Voorzorgsmaatregelen bedrading
Sluit de frequentieregelaar aan zoals aangeven wordt in hoofdstuk 4.9. Controleer of de motoraansluitingen correct zijn aangesloten. Algemeen
gesproken zijn er 2 typen motoraansluitingen : ster en driehoek. Het is essentieel dat de motoraansluitingen correct zijn. Zie hoofdstuk 4.6 voor
meer informatie. De motorkabel dient 4-aderig te zijn om te voldoen aan alle veiligheidseisen.
Optidrive ODE-3 Handleiding Versie 1.02
11