10
Instellingen
10.6
Neerlaatsnelheid van de harken instellen
Om bij het rijden op hellingen het afdrijven van de machine te voorkomen, de nalopende
tastwielen vastzetten.
ü De machine is stopgezet en beveiligd,
De contramoer (1) losmaken.
Het tastwiel tot de aanslag naar buiten duwen en vasthouden.
De schroef (2) zover naar buiten draaien tot deze tegen de schroef (3) aanligt.
De contramoer (1) vastdraaien.
10.6
Neerlaatsnelheid van de harken instellen
Met de instelbare reductiekleppen kunnen de neerlaatsnelheden van de harken worden
ingesteld.
De reductiekleppen zijn in de fabriek vooraf ingesteld.
Vanwege verschillende trekkertypes en oliedrukwaarden kan bijstelling met de reductiekleppen
nodig zijn.
De kleinste verstelling aan de kartelschroeven van de reductiekleppen bewerkstelligen al een
grote verandering van de neerlaatsnelheid.
1
KSG000-032
Het eruit draaien van de kartelschroef(4) bewerkstelligt een verhoging van de oliestroom en
zodoende een snellere daling van de overeenkomstige hark.
Neerlaatsnelheid van de voorste hark – reductieklep (1)
De inbusbout (3) losdraaien.
De kartelschroef (4) erin of eruit draaien.
De inbusbout (3) vastdraaien.
De neerlaatsnelheid van de hark controleren.
Neerlaatsnelheid van de achterste hark – reductieklep (2)
De inbusbout (3) losdraaien.
De kartelschroef (4) erin of eruit draaien.
De inbusbout (3) vastdraaien.
De neerlaatsnelheid van de hark controleren.
10.7
Uitzetvertraging instellen
De uitzetvertraging van de achterste hark van de werkstand in de wendakkerstand en
omgekeerd wordt via de timingschijf (1) op de voorste dwarsarm bepaald.
De zwenkprocessen van de harken van de werkstand in de wendakkerstand en omgekeerd
worden via de besturing van de stappenvolgorde op de voorste dwarsarm bepaald.
90
zie
Pagina 25.
2
4
3
Swadro TS 740 Twin
Originele handleiding 150001026_03_nl