4.4
BEDIENING VAN DE STROOMBRON
Hoofdschakelaar (Kempomat 2500 en 3200)
In de stand O zijn alle stuur- en lasstroomkringen spanningsloos. In stand I staat er spanning op
de stuurkringen van het toestel. De primaire stroomkring en de lasstroomkring staan pas onder
spanning na bediening van de pistoolschakelaar.
Hoofdschakelaar (Kempomat 4200)
In de stand O zijn alle stuur- en lasstroomkringen spanningsloos. In de standen 15 - 28 V en 28
- 48 V staat er spanning op de stuurkringen van het toestel en op de koelinstallatie. De primaire
stroomkring en de lasstroomkring blijven spanningsvrij tot de lasmodus wordt geactiveerd door
de pistoolknop te bedienen.
Schakel het toestel enkel aan en uit met de hoofdschakelaar. Gebruik de netstekker nooit als
schakelaar!
Instelling van de lasspanning
Afstelbel, schakelaarposities:
De Kempomat 2500 is voorzien van 10 stappen om de lasspanning in te stellen, de Kempomat
3200 is voorzien van 40 stappen en de Kempomat 4200 van 32 stappen (230V uitvoering) of van
56 stappen (400 V uitvoering).Bij de Kempomat 4200 maakt de hoofdschakelaar deel uit van het
aantal spannings stappen
volgt, 4 stappen voor de grove instelling en 10 stappen voor de fijne instelling. Voor de Kempomat
4200 (230V) is dit 2 voor de grove selecties met de hoofdschakelaar, 4 grove stappen en 4 fijne
stappen
2 grove selecties met de hoofdschakelaar, 4 grove stappen en 7 stappen voor de fijn regeling.
Kempomat 2500
Insteltrap
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
NL
Kempomat 4200
Hoofedschkelaar
15 – 28 V
15 – 28 V
15 – 28 V
15 – 28 V
28 – 48 V
28 – 48 V
28 – 48 V
28 – 48 V
14
. De verdeling van de spannings stappen van de Kempomat 3200 is als
. Bij de Kempomat 4200 (400V) is de verdeling
Onbelaste
spanning
13,7 V
15,2 V
16,9 V
18,8 V
20,8 V
23,0 V
25,5 V
28,3 V
31,4 V
34,9 V
Grove instelling
1 / 4
2 / 4
3 / 4
4 / 4
1 / 4
2 / 4
3 / 4
4 / 4
Kempomat 3200
Grove instelling
Fijne instelling
1 / 4
1 / 10 – 10 / 10
2 / 4
1 / 10 – 10 / 10
3 / 4
1 / 10 – 10 / 10
4 / 4
1 / 10 – 10 / 10
Fijne instelling
Fijne
(400V)
instelling(230V)
1 / 7 – 7 / 7
1 / 4 – 4 / 4
1 / 7 – 7 / 7
1 / 4 – 4 / 4
1 / 7 – 7 / 7
1 / 4 – 4 / 4
1 / 7 – 7 / 7
1 / 4 – 4 / 4
1 / 7 – 7 / 7
1 / 4 – 4 / 4
1 / 7 – 7 / 7
1 / 4 – 4 / 4
1 / 7 – 7 / 7
1 / 4 – 4 / 4
1 / 7 – 7 / 7
1 / 4 – 4 / 4
Onbelaste
spanning
15,5 – 18,2 V
18,6 – 22,5 V
23,1 – 29,3 V
30,4 – 41,6 V
Onbelaste
spanning
14,6 –16,3 V
16,6 – 18,8 V
19,2 – 22,0 V
22,5 – 26,1 V
27,1 – 30,0 V
30,5 – 34,2 V
34,9 – 39,7 V
40,5 – 47,1 V