GEOHM 5
2.7 Bodemweerstand
Om de juiste parameters van het aardingssysteem te bepalen (de nodige lengte en
oppervlakte van de aardingselectrodes, de juiste diepte voor het plaatsen van het
aardsysteem, enz...), is het aan te raden de ervoor te zorgen nauwkeurige
berekeningen, is het raadzaam om de bodemweerstand te meten. De vier aardboren
worden in de aarde gedreven op een gelijke afstand "a" tot een diepte van 5% van "a".
De bodemweerstand ρ wordt berekend door de volgende formule
ρ = 2 π a R
a
afstand tussen 2 electrodes
R
bodemweerstand tussen de 2 middelste electroden
De meetgroottes die worden gebruikt voor de bodemweerstand, zijn:
Ωm
(Europese landen)
Ωft
(de Verenigde Staten)
De Geohm 5 gebruikt beide meetgroottes voor de specifieke aardingsweerstand en
voor de afstand tussen de aardboren "a" ( in m / ft). Zie hoofdstuk 3.4 "Algemene
instellingen, om de meetgrootte in te stellen.
Stap 1
•
Sluit de meetsnoeren aan op het toestel en de aardboren, in overeenstemming met
onderstaande figuur.
Figuur 13. Aansluiting van de standaard 20 m meetsnoeren
Onderstaande tabel geeft de typische bodemweerstanden voor de verschillende grondsoorten.
Bodemtype
Natte veengrond
Akkers, leem en klei, vochtige grind
Vochtige, zandige bodem
Droge znadige grond, droge grind
Rotsachtige grond
Grondgesteente
Tabel 2.
Bodemweerstand ρ
Bodemweerstand ρ ρ ρ ρ
8 ...
20 ...
200 ...
200 ...
300 ...
4
10
...
voor verschillende bodemtypes
E
19
[Ω Ω Ω Ω m]
E
60
300
600
2000
8000
10
10
Beschrijving