nl Functies
Functie
Gebruik
Gerechten
Geprogrammeerde, aanbevolen instel-
lingen voor verschillende gerechten ge-
bruiken.
→ "Gerechten", Pagina 18
Magnetron
Met magnetron sneller bereiden, verhit-
ten of ontdooien.
→ "Magnetron", Pagina 15
Magnetron-
Om de bereidingstijd te verkorten, mag-
combinatie
netron op een verwarmingsmethode in-
stellen.
→ "Magnetroncombinatie", Pagina 17
Basisinstel-
Basisinstellingen aanpassen. Basisin-
lingen
stellingen → Pagina 19
Sym-
Verwarmingsmetho-
bool
den
4D hete lucht
Hetelucht Eco
Circulatiegrillen
Grill, groot
Grill, klein
Servies voorverwar-
men
Droogfunctie
5.2 Magnetronvermogen
Hier vindt u een overzicht van de magnetronvermogens en het gebruik ervan.
De magnetronvermogens zijn standen en komen niet altijd overeen met het precieze aantal watt dat door het appa-
raat wordt gebruikt.
Magnetronvermogen
in watt
90 W
180 W
360 W
10
Temperatuurbe-
reik
30 - 275 °C
30 - 275 °C
30 - 300 °C
Grillstanden:
1 = zwak
2 = gemiddeld
3 = sterk
Grillstanden:
1 = zwak
2 = gemiddeld
3 = sterk
30 - 70 °C
150°C
Maximale duur in uur Gebruik
1:30
1:30
1:30
5.1 Verwarmingsmethoden
Om altijd de passende verwarmingsmethode voor uw
gerechten te kunnen bepalen, geven wij hier uitleg over
de verschillen en toepassingen.
Aan de hand van de afzonderlijke symbolen ziet u om
welke verwarmingsmethoden het gaat.
Wanneer u een verwarmingsmethode kiest, stelt het ap-
paraat u een passende temperatuur of stand voor. U
kunt de waarde overnemen of wijzigen in het weerge-
geven gebied.
Bij temperatuurinstellingen boven 275 °C en grillstand
3 verlaagt het apparaat de temperatuur na ca. 40 mi-
nuten tot ca. 275 °C resp. grillstand 1.
Gebruik en werkwijze
Eventuele extra functies
Op één of meer niveaus bakken of braden.
De ventilator verdeelt de warmte van het ronde verwarmingsele-
ment aan de achterkant gelijkmatig in de binnenruimte.
Gekozen gerechten zonder voorverwarmen op een niveau voor-
zichtig garen.
De ventilator verdeelt de warmte van het ronde verwarmingsele-
ment aan de achterkant gelijkmatig in de binnenruimte. Het pro-
duct wordt in fasen bereid met behulp van restwarmte.
Het meest doeltreffend is de verwarmingsmodus tussen 125 -
275 °C.
Houd de deur van het apparaat tijdens het bereiden gesloten.
Deze verwarmingsmethode wordt voor het bepalen van het ener-
gieverbruik in de circulatieluchtmodus en de energieklasse ge-
bruikt.
Gevogelte, hele vis of grotere stukken vlees braden.
Het grillelement en de ventilator schakelen afwisselend in en uit.
De ventilator wervelt de hete lucht rond het gerecht.
Platte grillstukken, zoals steaks, worstjes of toast grillen. Gerech-
ten gratineren.
Het hele oppervlak onder de grill wordt heet.
Kleine hoeveelheden grillen, zoals steak, worstjes of toast. Kleine
hoeveelheden gratineren.
Het middelste oppervlak onder de grill wordt heet.
Servies voorverwarmen.
Om achterblijvende vochtigheid te vermijden, na het gebruik de
ovenruimte drogen.
→ "Drogen", Pagina 22
Gevoelige gerechten ontdooien.
Gerechten ontdooien en verder bereiden.
Vlees en vis bereiden. Gevoelige gerechten opwarmen.