9.1
Kamertemperatuursensor
met invoerapparaat
voor de instelwaarde
9.2 Externe vrijgave/
trapaanvraag
54
9 Externe aanvragen
Optioneel is het mogelijk een kamertemperatuursensor met invoerapparaat
voor de instelwaarde op de regeling aan te sluiten.
Bij de kamer-luchttoevoer-cascaderegeling wordt de kamertemperatuur
via de geïntegreerde kamertemperatuursensor geregistreerd en via het
invoerapparaat voor de instelwaarde van de kamertemperatuur bepaald. De
instelwaarde kan worden bepaald van 10 - 29 °C.
Bij installaties met toevoerluchttemperatuurregeling kan de
kamertemperatuurvoeler met invoerapparaat voor de instelwaarde
eveneens worden gebruikt. De geïntegreerde kamertemperatuursensor kan
worden vastgeklemd en dient dan alleen voor de weergave. De ingestelde
instelwaarde is in dat geval de instelwaarde van de toevoerluchttemperatuur.
Bij installaties met retourlucht-toevoerluchtcascaderegeling kan de
ruimtetemperatuurvoeler eveneens optioneel worden opgeklemd om diverse
speciale modi weer of vrij te geven. De ingestelde instelwaarde is dan de
instelwaarde van de retourluchttemperatuur.
Indien de schaal moet worden ingesteld:
Opgelet
- Zet de draaiknop bijvoorbeeld op 20 °C;
- Verwijder het behuizingsdeksel
- Trek de draaiknop voorzichtig uit de rechter houder en steek
deze in de linkerhouder
- Draai aan de draaiknop totdat op de bedienmodule
(rechtsboven) ook 20 °C verschijnt
- Plaats de draaiknop opnieuw voorzichtig in de rechter houder en
sluit het behuizingsdeksel
Externe vrijgave:
via een extern potentiaalvrij contact (bijv. schakelaar) kan de installatie
bovengeschikt worden vrijgegeven.
Indien de installatie lokaal (enter-toets op het bedieningspaneel) is
uitgeschakeld, is het niet mogelijk deze via de externe aanvraag in te
schakelen.
Externe aanvraag trap:
via twee externe potentiaalvrije contacten (bijv. schakelaars) is het mogelijk
de ventilatortrappen
(aanvullend en bovengeschikt ten aanzien van de regeling via een
bedienmodule) te activeren. De installatie werkt verder in het automatisch
bedrijf met de vooraf geselecteerde trappen.
De functie werkt bij meertraps- en traploze ventilatoren.
Bij een uitgeschakelde installatie wordt de installatie via de externe
trapaanvraag met de geactiveerde trap ingeschakeld (als de
basisinstellingen zijn gekozen). De installatie werkt dan met de in de
basisinstellingen vastgelegde nominale waarden voor temperatuur en
buitenluchtaandeel.
Bij traploze ventilatoren moet aan elke trap een toerental worden
toegewezen (9.3.1 Basisinstellingen / Toerental bij externe aanvraag).
De beide trappen worden via de beide contacten als volgt aangestuurd:
Contact 1
Contact 2
open
open
gesloten
open
open
gesloten
gesloten
gesloten
Externe aanvraag trap
geen
Trap 1
Trap 2
Trap 3
3062886_202002