6.2.16
Vochtregeling
42
6 Bedieningsniveau 2
Basisscherm → Hoofdmenu → Installateur → Vochtregeling
Hygrostaatfunctie
Een kamer- of kanaalhygrostaat schakelt bij het overschrijden van een bepaalde
vochtigheidswaarde. Bij een gesloten contact worden de volgende acties uitgevoerd:
bij een werkende installatie worden het buitenluchtaandeel en het toerental resp. de
ventilatortrap met een ingestelde waarde verhoogd. Bij installaties zonder mengluchtklep
wordt alleen het toerental verhoogd.
Bij een uitgeschakelde installatie wordt deze met de ingestelde waarden geactiveerd,
wanneer het automatisch verloop actief is. Als temperatuurinstelwaarde wordt vervolgens
de instelwaarde gebruikt die voor het handmatig bedrijf is bepaald.
Cont.werk. hygrostaat
In de basisinstellingen kan de continue werking van de hygrostaat worden
geactiveerd. Met een vochtsensor wordt de rel. luchtvochtigheid van de kamer of de
retourlucht vastgesteld. Wanneer de kamer- of retourluchtvochtigheid stijgt, wordt
het ventilatortoerental verhoogd resp. naar een hogere trap geschakeld en wordt het
buitenluchtaandeel verhoogd door de buiten- en luchtafvoerkleppen (indien aanwezig) te
openen. Bij installaties met 1-trapsventilatoren of bij druk-/ en debietregeling wordt alleen
het buitenluchtaandeel vergroot. Als de installatie uitgeschakeld is, wordt die gestart als
de grenswaarde "Vochtigheid start" wordt overschreden.
In combinatie met een externe trapaanvraag heeft de hygrostaatfunctie voorrang.
Ontvochtigen (enkel bij overeenkomstige opbouw van de installatie)
Om de toevoer-, kamer- of retourlucht op de ingestelde waarde voor de vochtigheid
te kunnen regelen, wordt de toevoerlucht via het koelregister afgekoeld zodat
condensaat wordt afgescheiden.
Daarna wordt de afgekoelde lucht door een verwarmer opgewarmd tot de ingestelde
temperatuur voor de toevoerlucht.
Indien de ingestelde vochtigheidswaarde door een ontoereikend koelvermogen niet
wordt bereikt, verschijnt een overeenkomstige melding.
Bij invoer van de gewenste relatieve waarde kan via de parameter
"Referentietemperatuur voor instelwaarde vochtigheid" de vochtigheidsregeling op de
werkelijke of insteltemperatuur worden ingesteld.
In combinatie met een bevochtiging kan voor de ingestelde richtwaarde voor de
vochtigheid een offset worden ingesteld.
De regeling bevochtigt dan op de ingestelde vochtigheidswaarde en ontvochtigt op
de ingestelde vochtigheidswaarde plus de offset.
De ontvochtigingsfunctie kan afhankelijk van de buitentemperatuur worden
geblokkeerd.
Bovendien kan een ethalpiegestuurde aansturing van de recirculatiekleppen worden
geactiveerd.
Indien de energiewaarde van de buitenlucht lager is dan in de retour- of kamerlucht,
dan wordt het buitenluchtaandeel bij actieve ontvochtigingsfunctie verhoogd tot
100%. Bijgevolg hoeft minder energie te worden toegepast om de gewenste
vochtigheidswaarde te bereiken.
Bij installaties met warmtepompen of directe verdampers kan een maximale
luchtuittredetemperatuur worden ingesteld.
Zo wordt verhinderd dat afgescheiden condensaat bevriest op het register.
3062886_202002