Installatie
5.5.3
Aansluiting van de warmtepomp op de binnenunit
OPMERKING
Materiële schade door te hoog draaimoment!
Wanneer aansluitingen te vast worden aangetrokken, is schade aan de
warmtewisselaar mogelijk.
▶ Bij de aansluitmontage maximaal een aandraaimoment van 150 Nm
gebruiken.
Korte leidingtrajecten buiten verminderen de warmteverliezen. Gebruik
van volledige geïsoleerde leidingen wordt geadviseerd.
▶ Leidingen conform hoofdstuk 5.5.1 gebruiken.
▶ Sluit de aanvoer naar de binnenunit op de warmtedrageruitgang van
de warmtepomp aan ( [1], afb. 15).
▶ Sluit de retour van de binnenunit op de warmtedrageringang van de
warmtepomp aan ( [2], afb. 15).
▶ Aansluitingen van de warmtedragerbuizen met een aandraaimoment
van 120 Nm aantrekken. Richt de kracht omlaag ( afb. 15) om een
zijdelingse belasting van de condensor te voorkomen.
Wanneer de aansluiting niet goed afdicht, kan de verbinding met een
aandraaimoment van maximaal 150 Nm worden aangetrokken. Wan-
neer de aansluiting dan nog niet goed afdicht, wijst dit op een bescha-
diging van de pakking of de aangesloten buis.
1
2
Afb. 15 Aansluitingen van de warmtedragerbuizen, geldig voor alle
grootten
[1]
Aanvoer, naar de binnenunit. DN25
[2]
Retour, van de binnenunit. DN25
5.5.4
Elektrische aansluiting
OPMERKING
Verkeerde werking door storingen!
Sterkstroomleidingen (230/400 V) in de nabijheid van een communica-
tiekabel kunnen storingen van de warmtepomp veroorzaken.
▶ Installeer de sensorkabels, EMS-BUS-leiding en afgeschermde CAN-
BUS-leiding afzonderlijk van netkabels. Minimale afstand 100 mm.
Een gemeenschappelijke installatie van BUS-kabel met sensorkabels
is wel toegestaan.
12
De voedingsspanning van het toestel moet op een veilige wijze kunnen
worden onderbroken.
▶ Installeer, wanneer de voedingsspanning van de warmtepomp niet
via de binnenunit wordt verzorgd, een afzonderlijke veiligheidsscha-
kelaar die deze compleet spanningsloos schakelt. Bij een gescheiden
voeding is voor elke voedingskabel een afzonderlijke veiligheidsscha-
kelaar nodig.
▶ Gebruik aderdiameters en kabeltypen conform de betreffende zeke-
ringen en de installatiewijze.
▶ Sluit de warmtepomp aan conform het aansluitschema. Er mogen
geen andere verbruikers worden aangesloten.
▶ Zorg ervoor dat er in elk land een aardlekschakelaar wordt geïnstal-
leerd die gebaseerd is op de normatieve eisen van het land. Wij advi-
seren het gebruik van een aardlekschakelaar van het type B.
▶ Bij vervangen van de printplaat de kleurcodering aanhouden.
CAN-BUS
OPMERKING
Installatiestoring bij het verwisselen van de 12 V- en CAN-BUS-aan-
sluitingen!
Het communicatiecircuit is niet gedimensioneerd voor een constante
spanning van 12 V.
▶ Zorg ervoor, dat de kabels op de overeenkomstig gemarkeerde aan-
sluitingen van de module zijn aangesloten.
De buitenunit en de binnenunit worden via een communicatiekabel, de
CAN-BUS, met elkaar verbonden.
Als verlengkabel buiten de eenheid is een LIYCY-kabel (TP)
2 x 2 x 0,75 (of gelijkwaardig) geschikt. Als alternatief kunnen voor het
buitengebruik toegelaten twisted-pair-kabels met een minimale door-
2
snede van 0,75 mm
worden gebruikt. De afscherming aan slechts één
zijde (binnenunit) en aan de behuizing aarden.
De maximaal toegestane kabellengte is 30 m.
De verbinding gebeurt via vier aders, waarmee ook de 12-V-toevoer aan-
gesloten wordt. Op de printplaat zijn de 12-V- en de CAN-BUS-aansluitin-
gen gemarkeerd.
De omschakelaar "Term" duidt begin en einde van CAN-BUS-circuits
aan. De kaart van de I/O-modus in de warmtepomp moet worden afge-
sloten.
Afb. 16 CAN-BUS-afsluiting
Compress 7400i AW – 6721817973 (2021/09)