5
Inbedrijfstelling
VOORZICHTIG!
Inbedrijfstelling en het voor de eerste keer opstarten van het apparaat mag uitsluitend worden uitgevoerd door
Munters-personeel.
5.1 Controle voor inbedrijfstelling
-
Controleer dat de transportblokken van de ventilatormotor verwijderd zijn.
-
Het kan altijd dat bepaalde elementen tijdens het transport door trillingen loskomen. Wij raden u dan
ook aan alle bouten en moeren te inspecteren en vooral de vastzittendheid van bouten en moeren van
bewegende delen zoals turbines, riemschijven, lagers enz.
-
Draai de ventilator met de hand rond. Zorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen een weg in de
ventilator hebben gevonden.
-
Zorg ervoor dat de lagers in de motor en ventilator correct gesmeerd zijn.
-
Zorg ervoor dat er zich geen vreemde voorwerpen in het apparaat (of de kanalen) bevinden en dat de
luchttoevoeropeningen en luchtafvoeropeningen niet geblokkeerd zijn.
-
Controleer met de hand dat de kleppen goed aangebracht zijn en correct kunnen functioneren.
-
Controleer de spanning en de uitlijnen van de riemen en stel ze indien nodig opnieuw af.
-
Controleer alle elektrische aansluitingen.
-
Controleer de draairichting van de ventilatoren en compressors. De juiste draairichting kan worden
gecontroleerd op het ventilatorwiel aan de hand van een pijl of door de wijziging in hoge en lage druk te
meten wanneer een compressor start.
VOORZICHTIG!
De draairichting is in de fabriek gecontroleerd. Dit betekent dat, wanneer een motor in de verkeerde richting
draait, alle motoren eigenlijk in de verkeerde richting draaien. De fasen in de hoofdschakelkast moeten worden
omgekeerd in dit geval. Het is nog steeds belangrijk alle motoren te controleren.
-
De koelingselementsecties worden met afvoeren geleverd. Zorg ervoor dat ze correct zijn vastgemaakt
om een effciënte afvoer te garanderen.
-
Breng de luchtfilters aan. Zorg ervoor dat de filters goed vastzitten aan het frame.
OPMERKING!
Alvorens het apparaat in bedrijf te stellen moeten de zakfilters worden beschermd tegen een
overmatig ophoping van stof veroorzaakt door het eerste gebruik (stof en constructiestof zijn in het apparaat
achtergebleven).
-
Stel de verschildrukschakelaars in.
5.2 Inspectie van verdampingskoelers
1. Verwijder loszittend materiaal onderaan in de watertank.
2. Sluit het onderste ventiel en vul de tank met water.
3. Zorg ervoor dat de aansluitingen goed vastzitten.
4. Controleer de werking van elke solenoïdeklep.
25
Inbedrijfstelling
MDU
TNL-MDU-C1303