4.2 Kettingspanning instellen
De kettingspanning is correct ingesteld als de ketting volledig tegen de geleidingsrail ligt
maar met de hand nog 2 - 4 mm van de geleidingsrail kan worden opgetild.
(schematische voorstelling)
Opmerking: Door de geleidingsrail te laten steunen en omhoog te duwen, wordt de werkstand tijdens
het zagen gesimuleerd.
Voor het starten altijd de kettingspanning controleren en eventueel aanpassen.
Als de machine is warmgedraaid en ook nu en dan tijdens het werk bij opnieuw uitgeschakelde
motor de kettingspanning opnieuw controleren en eventueel bijregelen.
Omdat de ketting door het afkoelen weer iets samentrekt, moet de kettingspanning na het werk
en voor de machine wordt opgeborgen, losser worden gezet.
Voorbereiding van het werk - Kettingspanning instellen
•
Maak de bevestigingsmoeren van de
railafdekking (12) los met de bijgevoegde
combinatiesleutel.
•
Door de kettingspanschroef (13) rechtsom te
draaien, verhoogt de kettingspanning,
•
Door linksom te draaien, wordt de ketting
losser gezet.
•
Steun het zwaardpunt op een geschikte
houten ondergrond (bijv. boomstronk) en duw
de geleidingsrail daardoor iets omhoog.
• In deze positie stelt u de correcte
kettingspanning in en draait u de
bevestigingsmoeren vast.
•
Controleer daarna de kettingspanning
opnieuw - corrigeer eventueel.
N
E
D
NEDERLANDS 21