16 Beschrijving van de automatische
ritmedetectie
16.1 Hartslagdetectie
De hartslag in slagen per minuut [bpm] wordt permanent bere-
kend uit de afstand tussen twee opeenvolgende R-pieken. De
hartslagdetectie is een belangrijk kenmerk van de recorder. Er
worden hartslagwaarden van 30 bpm tot 240 bpm herkend met
een tolerantie van max. 10 %.
Bij elektromagnetische storingen kan de hartslagdetectie foute re-
sultaten leveren of tijdelijk uitvallen.
De effectiviteit van de hartslagdetectie werd voor patiënten met
eender welke aard pacemaker-therapie niet bewezen. Pacema-
ker-ritmes kunnen onnauwkeurig worden herkend.
16.2 Detectie van bradycardie en tachycardie
Een bradycardie-voorval wordt opgenomen zodra de ingestelde
voorbeschouwingstijd verstreken is en de hartslag gedurende
meer dan drie opeenvolgende slagen onder de ingestelde grens-
waarde lag.
Het volgende bradycardie voorval wordt niet geactiveerd voor het
einde van het vorige bradycardie voorval werd gedetecteerd. Om
het einde van een bradycardie te bepalen, mag de hartslag gedu-
rende minstens 90 slagen niet onder de ingestelde grenswaarde
dalen.
Een tachycardie-voorval wordt opgenomen zodra de ingestelde
voorbeschouwingstijd verstreken is en de hartslag gedurende
meer dan vier opeenvolgende slagen boven de ingestelde grens-
waarde lag.
Het volgende tachycardie voorval wordt niet geactiveerd voor het
einde van het vorige tachycardie voorval werd gedetecteerd. Om
het einde van een trachycardie te bepalen, mag de hartslag de in-
gestelde grenswaarde gedurende minstens 90 slagen niet over-
schrijden.
®
62
CardioMem
CM 100 XT
78812051-NL