Pas op! Gevaar voor de gezondheid en voor
beschadiging!
Kunststof tanks zijn niet begaanbaar! Het
betreden of belasten van de afdekking kan tot
beschadiging leiden!
7.2.9 Compensatoren (toebehoren)
Voor de spanningsvrije montage van de installatie
moeten leidingen met compensatoren worden
aangebracht (voorbeeld afb. 7, 30). Compensato-
ren moeten uitgerust zijn met een geluidsisole-
rende lengtebegrenzing om optredende
reactiekrachten op te vangen. De compensatoren
dienen spanningsvrij in de leidingen gemonteerd
te worden. Het niet in één lijn liggen of een ver-
keerde afstelling van de leidingen mag niet met
compensatoren gecompenseerd worden. Bij de
montage dienen de schroeven gelijkmatig en
kruislings aangehaald te worden. De uiteinden van
de schroeven mogen niet uit de flens steken. Bij
laswerkzaamheden in de buurt van de compensa-
toren moeten deze ter bescherming afgedekt
worden (vonkenregen, stralingswarmte). De rub-
beren onderdelen van compensatoren mogen niet
geverfd worden en dienen tegen olie beschermd
te worden. De compensatoren in de installatie
moeten altijd toegankelijk zijn voor een controle.
Zij mogen daarom niet in de isolatie van leidingen
worden ingebouwd.
AANWIJZING!
Compensatoren zijn onderhevig aan slijtage.
Regelmatige controles op scheurtjes of luchtbel-
len, vrijliggend weefsel of andere gebreken zijn
noodzakelijk (zie aanbevelingen DIN 1988).
Nominale doorlaat
Schroefdraad
Aansluiting
Draadaansluiting
DN 32
Rp 11/4"
DN 40
Rp 11/2"
DN 50
Rp 2"
DN 65
Rp 21/2"
Tabel 2
AANWIJZING!
Flexibele aansluitleidingen zijn onderhevig aan
bedrijfsmatige slijtage. Regelmatige controles
op lekkage of andere gebreken zijn noodzakelijk
(zie aanbevelingen DIN 1988).
7.2.11 Drukregelaar (toebehoren)
Het gebruik van een drukregelaar is vereist bij
drukschommelingen in de toevoerleiding van
meer dan 1 bar of als de voordrukschommeling zo
groot is dat de installatie uitgeschakeld moet wor-
den of als de totale druk (voordruk en pompop-
voerhoogte in het nulniveaupunt - zie
karakteristiek) van de installatie groter is dan de
nominale druk. Er moet een minimaal drukverlies
van ca. 5 m resp. 0,5 bar zijn om ervoor te zorgen
dat de drukregelaar goed werkt. De druk achter de
drukregelaar (achterdruk) is het uitgangspunt
voor de bepaling van de totale opvoerhoogte van
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-SiBoost Smart 1, Wilo-Comfort-Vario COR-1 ...-GE, .../VR
7.2.10 Flexibele aansluitleidingen (toebehoren)
Bij leidingen met schroefdraadaansluitingen kun-
nen flexibele aansluitleidingen gebruikt worden
voor de spanningsvrije montage van de drukver-
hogingsinstallatie en bij een kleine offset van de
leidingen (afb. 7 - 31). De flexibele aansluitleidin-
gen uit het Wilo-assortiment bestaan uit een
hoogwaardige, roestvrij stalen, geribde slang met
een roestvrij stalen ommanteling. Voor de mon-
tage op de drukverhogingsinstallatie bevindt zich
aan het uiteinde een afdichtende roestvrij stalen
schroefdraadverbinding met binnendraad. Aan
het andere uiteinde bevindt zich een buitendraad
voor de koppeling aan het verdere leidingsysteem.
Afhankelijk van de betreffende bouwgrootte die-
nen bepaalde, maximaal toelaatbare vervormin-
gen aangehouden te worden (zie tabel 2 en fig 7).
Flexibele aansluitleidingen zijn niet geschikt om
axiale trillingen op te vangen en overeenkomstige
bewegingen te compenseren. Het knikken of
twisten bij de montage dient door middel van
geschikt gereedschap voorkomen te worden. Bij
een hoekoffset van de leidingen is het noodzake-
lijk om de installatie door middel van geschikte
maatregelen aan de bodem te bevestigen om het
contactgeluid te verminderen. De flexibele aansl-
uitleidingen in de installatie moeten altijd toegan-
kelijk zijn voor een controle. Zij mogen daarom
niet in de isolatie van leidingen worden inge-
bouwd.
Conische
Toelaatbare buigradius
buitendraad
∞tot RB in mm
R 11/4"
220
R 11/2"
260
R 2"
300
R 21/2"
370
de DEA. Bij de installatie van een drukregelaar
moet aan de voordrukzijde een inbouwruimte van
ca. 600 mm aanwezig zijn.
7.3 Elektrische aansluiting
GEVAAR! Levensgevaar!
De elektrische aansluiting moet conform de gel-
dende, plaatselijke voorschriften (VDE-voor-
schriften) worden uitgevoerd door een
elektrotechnicus die erkend is door het plaatse-
lijke energiebedrijf.
Voor de elektrische aansluiting dienen de bijbeho-
rende inbouw- en bedieningsvoorschriften en de
meegeleverde elektrische schakelschema's van de
pomp of het regelsysteem in acht genomen te
worden.
Bij installaties van de serie COR-1...GE -HS resp.
SiBoost Smart.1..HS met optioneel geïntegreerde
hoofdschakelaar, komt de netaansluiting tot
Nederlands
Max. buighoek
0 tot BW in °
75
60
50
40
87