NL
Aansluiting op spanning
Bij dit soort aansluiting wordt gebruik gemaakt van de spanningsuitgang van relais E1 (230 V~;
maximaal 20 A) om direct de energiebron te activeren (de ketel inschakelen, een ondersteunende
circulatiepomp activeren, ...). Hiervoor moeten de polen E1L en N van de warmtepomp verbonden
worden met de ingang van de elektrische voeding van de ketel en/of ondersteunende componenten
van de installatie die men wenst te activeren.
OPMERKING: Wanneer de extra energiebron wordt aangesloten, moet er rekening mee
worden gehouden dat de maximimumcapaciteit van het relais 20 A is.
Spanningvrije aansluiting
Wanneer de besturingsingang voor de activering of deactivering van de ondersteunende energiebron
van het type spanningvrij is (bijv. ingang van kamerthermostaat, ingang van telefonisch relais, ...), dan
moet de uitgang onder spanning van de warmtepomp van de spanningvrije ingang van ondersteunende
energiebron geïsoleerd worden en zal daarom tussen de uitgang E1 van de warmtepomp en de
besturingsingang van de ketel een relais moeten worden gezet. Voor de correcte aansluiting moet het
volgende schema nauwlettend gevolgd worden:
BELANGRIJK: Controleer bij werkzaamheden aan de elektrische installatie van de
warmtepomp altijd of deze is afgesloten van het elektriciteitsnet.
6.6.5
Aansluiting van de omschakelklep van warm kraanwater (G2)
Wanneer een interaccumulator wordt geïnstalleerd in combinatie met de warmtepomp, dan moet er
een gemotoriseerde 3-wegomschakelklep worden geïnstalleerd tussen de machine en de installatie.
Door middel van deze klep leidt de elektronische besturing van de warmtepomp het water naar de
accumulator van warm kraanwater (in warm-kraanwatermodus) of naar het verwarmings-
/klimaatreguleringscircuit (in Verwarmings- of Koelingsmodus).
30
E1L
N
E2L N
E1L
N
E2L N
DUAL CLIMA R