NL
van de Koelingsmodus. Optioneel biedt DOMUSA TEKNIK een breed assortiment aan deze apparaten
in de productcatalogus.
De werking met een kamerthermostaat heeft geen invloed op de warm-kraanwatervoorziening (indien
aanwezig), aangezien deze aangeschakeld blijft, onafhankelijk van de stand van de thermostaat.
De installatie van een kamerthermostaat zal de werking van de installatie optimaliseren, doordat de
werking van verwarming en/of klimaatregulering wordt aangepast aan de behoeften van de woning en
verbeterde comfortprestaties worden verkregen. Bovendien kan de voorziening worden aangepast aan
de gebruiksuren van de installatie, als de thermostaat programmering van de werkingsuren toestaat
(klokthermostaat).
Werking met 2 omgevingsthermostaten
In het geval dat er twee omgevingsthermostaten tegelijkertijd worden geïnstalleerd (één voor
opwarming en één voor afkoeling) (zie
ze geïnstalleerd zijn de gewenste temperaturen en werkingsperiodes te selecteren, indien het een
klokthermostaat is (zie handleiding van de thermostaat). De warmtepomp zal aanslaan en zal de
werkingsmodus activeren waarvoor de thermostaat geïnstalleerd is (Verwarming of Koeling) tot de
ingestelde temperatuur bereikt wordt op de kamerthermostaat. Wanneer de gewenste temperatuur in
de woning wordt bereikt, zal de verwarmings- of koelvoorziening van de verwarmings-
/klimaatreguleringsinstallatie gedeactiveerd worden, door de werking van de warmtepomp uit te
schakelen. Op het scherm van de elektronische besturingseenheid wordt het pictogram weergegeven
dat aangeeft dat de warmtepomp is uitgeschakeld door de kamerthermostaat (Stand-by).
In het geval dat er tegelijkertijd 2 thermostaten geïnstalleerd zijn (één voor Verwarming en een andere
voor Koeling), zorg er dan voor dat de temperaturen in elk van hun juist zijn geselecteerd
zodat zij elkaar niet kruisen en vermijd dat de twee thermostaten tegelijk geactiveerd zijn.
Werking met geschakelde thermostaat warm/koud (2 draden)
In het geval dat er een geschakelde omgevingsthermostaat warm/koud (2 draden) is
geïnstalleerd, zal het nodig zijn op de warmtepomp dezelfde werkingsmodus te selecteren (opwarming
of afkoeling) waarmee men wil werken. Zodra ze geïnstalleerd zijn dient u de gewenste temperaturen
en werkingsperiodes te selecteren, indien het een klokthermostaat is (zie handleiding van de
thermostaat). De warmtepomp zal starten met de geselecteerde werkingsmodus (opwarming of
afkoeling) totdat de temperatuur wordt bereikt die op de omgevingsthermostaat ingesteld is. Wanneer
de gewenste temperatuur in de woning wordt bereikt, zal de verwarmings- of koelvoorziening van de
verwarmings-/klimaatreguleringsinstallatie
warmtepomp uit te schakelen. Op het scherm van de elektronische besturingseenheid wordt het
pictogram weergegeven
kamerthermostaat (Stand-by).
Bij een installatie met geschakelde thermostaat warm/koud en 2 draden is het noodzakelijk
(verwarming of koeling) dat u zeker bent de juiste werkingsmodus op de warmtepomp te
kiezen, zodat beiden in dezelfde modus werken. Wanneer op de thermostaat de
werkingsmodus verwarming wordt geselecteerd, dan moet de warmtepomp ook in die
modus werken.
4.9 Werking in overeenkomst met de klimaatcondities buiten (AU)
In deze werkingsmodus kan de elektronische besturing van de warmtepomp DUAL CLIMA R de
temperatuur voor de warmtevoorziening van de Verwarmingsmodus berekenen afhankelijk van de
klimaatcondities buiten op ieder moment, waardoor een optimale aanpassing van de werking van de
verwarmingsinstallatie wordt verkregen, met als gevolg hiervan een verhoging van het comfort in de
woning en energiebesparing.
14
"Aansluiting van een omgevingsthermostaat"
gedeactiveerd
dat aangeeft dat de warmtepomp is uitgeschakeld door de
worden,
door
de
DUAL CLIMA R
), dient u, zodra
werking
van
de