STAP 19
Duw de zuiger niet meer
verder omlaag als de
insulinecartridge helemaal
vol is. Duw de zuiger niet
helemaal omlaag. Als er
een druppeltje insuline uit
opening 1 komt, weet je
dat de insulinecartridge
helemaal vol is. Het
is normaal dat er na
het vullen van de
insulinecartridge wat
insuline achterblijft in de
spuit.
WAARSCHUWING
Je insulinecartridge
moet altijd helemaal vol
zijn voordat je hem gaat
gebruiken.
STAP 20
Haal de spuit uit de
insulinecartridge. Gooi de
naald en de spuit weg in
een naaldencontainer.
Let er goed op dat je de
naald niet aanraakt. Zie
pagina 242 voor meer
informatie.
WAARSCHUWING
Gebruik je spuiten of
naalden niet opnieuw
– dit kan je insuline
vervuilen en tot infectie
leiden. Als je eenmaal
een naald en spuit hebt
gebruikt, gooi deze dan
altijd direct na gebruik
op de juiste manier weg.
We adviseren om altijd
een naaldencontainer
te gebruiken. Zie
pagina 242 voor meer
informatie.
Hoe vul ik mijn insulinecartridge met insuline?
x2
STAP 21
Hierna moet je de
insulinecartridge volledig
afvullen en dan uit de
vulhulp halen.
Houd de bovenkant van
de insulinecartridge vast
bij de afgeronde hoeken
en duw de cartridge
verder in de vulhulp.
Het plastic haakje op de
insulinecartridge van de
vulhulp laat nu los. Laat de
insulinecartridge los zodat
hij terug beweegt.
Duw de insulinecartridge
nog twee keer in de
vulhulp en laat weer
los. Het is belangrijk dat
je de insulinecartridge
twee keer in de vulhulp
duwt (na het losmaken
van de insulinecartridge)
en weer loslaat om je
insulinecartridge af te
vullen.
45