5
Bediening
5.1 Inleiding
De eigenlijke bediening van de ladderlift is zeer eenvoudig. Wel is het van groot belang om alle
veiligheidsvoorschriften in acht te nemen wanneer u met de ladderlift werkt. Het eerste deel van dit
hoofdstuk is gewijd aan de bedieningshandelingen die aan de lift uitgevoerd moeten worden, waarna
uitgebreid wordt ingegaan op de mogelijke storingen, de oorzaken daarvan en de manier waarop de
storingen kunnen worden weggenomen.
5.2 Het gebruik van de ladderlift
WAARSCHUWING: Voordat u de lift gaat bedienen, moet u zich ervan verzekeren dat aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
Er bevinden zich geen personen of voorwerpen onder het plateau of in de baan van het
plateau.
De ruimte rondom de lift is vrij van obstakels.
De hekwerken zijn op het platform aanwezig.
De goederen zijn stabiel en gelijkmatig over het platform verdeeld.
De lading hangt niet over de rand van het platform.
Er liggen geen losse gereedschappen of onderdelen op de ladderlift of het platform.
Verrolbare lading is geblokkeerd.
De basis is afgeschermd met hekken en de laad- en losplaats op het dak of verdieping zijn
voorzien valbescherming.
1. Door eenvoudig de "OP" of "NEER" knop van de afstandbediening-drukknopkast ingedrukt te
houden, kan u het platform met goederen doen stijgen of dalen.
WAARSCHUWING:
Als u de lift onbeheerd achterlaat, breng dan het platform in de laagste stand,
schakel de hoofdschakelaar uit met het sleutelslot en neem de sleutel uit.
WAARSCHUWING:
Als de valveiligheid heeft ingeslagen in de mast, controleer dan de
valveiligheidsinrichting, het betreffende ladderelement en de verbindingen op
beschadigingen en vervorming. Vervang of repareer beschadigde delen
onmiddellijk voordat u weer met de lift gaat werken.
5.3 Storingen bij bediening
Zoek de storingen eerst buiten de schakelunit van de ladderlift en controleer de zekeringen en
automaten in de bouwaansluitkast, de spanning van het hoofdstroomcircuit en de thermisch-
magnetische motorbeveiligingsschakelaar. De praktijk heeft uitgewezen, dat ongeveer 95% van de
storingen niet in de schakelunit zit, behalve eventueel de thermische beveiliging. Controleer in alle
gevallen de zekeringen, de eindschakelaars en de bedrading buiten de schakelkast. In tabel 5.1 wordt
een overzicht gegeven van storingen, bijbehorende oorzaken en acties waarmee de storingen kunnen
worden verholpen.
19