4
Installatie en indienststelling
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke manier de ladderlift gereed gemaakt moet worden voor
gebruik. In paragraaf 4.2 komen de basishandelingen voor installatie aan de orde. Wanneer een lengte
van meer dan 5,3 m vereist is, moet de lift ondersteund worden. In paragraaf 4.3 wordt beschreven op
welke manier dit moet gebeuren. Tenslotte wordt in paragraaf 4.4 aangegeven welke controles moeten
worden uitgevoerd voordat de lift in gebruik mag worden genomen.
4.2 Installatie
1.
Maak de plaats waar de ladderlift moet komen staan vlak, waterpas en vrij van materialen.
Verhardt de plaats als de ondergrond drassig is.
2.
Schuif de ladderelementen in elkaar tot op de gewenste hoogte. De basisladder met de lastentabel
dient onderaan geplaatst te worden.
3.
Rol de platformwagen (slede) in de ladder
4.
Plaats het voetstuk onder de ladder. Maak de ladder vast met behulp van de bijbehorende
klemstukken en ringmoeren. Zorg ervoor dat wanneer de lift opgericht is het voetstuk horizontaal
staat.
5.
Plaats het kopstuk op het andere uiteinde (top) van de ladder en verbind dit met de daarvoor
bestemde bouten.
6.
Plaats de ladder schuin tegen de gevel. Wanneer de ladderlengte meer dan 8 meter bedraagt, is
het aan te raden deze, met behulp van een touw, vanaf het dak door een derde omhoog te laten
trekken.
7.
Monteer de motorstoel met motorunit, met het U-profiel op de onderste sport van de basisladder
en met 2 L-haken op de voorlaatste laddersport.
8.
Monteer de bovenafslagschakelaar op de laatste laddersport van de ladderelement. Zodanig dat
het sprietje van de eindschakelaar de sledewagen raakt. (zie foto blz. 7) Contoleer de netspanning
(230 volt) en steek de stekker in het stopcontact.
Waarschuwing:
stroomvoorziening aansluit:
de spanningsbron voldoet aan de lokaal geldende voorschriften;
u heeft een juiste aardeaansluiting.
de gebruikte verlengsnoeren zijn geaard en voldoende zwaar;
de spanningsbron is voorzien van een aardlekschakelaar;
de wandcontactdoos en eventuele verbindingen tussen de verlengsnoeren zijn goed
beschermd tegen vocht.
9.
Controleer of de noodstop van de afstandbediening uitgeschakeld staat. Dit kan men doen door de
knop naar rechts te draaien tot de knop naar boven springt. Druk op de knop "dalen" om de
hijskabel af te rollen. De hijskabel kan d.m.v. een touw naar boven gehaald worden, ervoor zorgend
dat de kabel gespannen blijft en dat deze tussen de slede en de ladderelementen doorgaat. Maak
het beschermkapje van het topstuk open en steek de kabel van rechts naar links door zodat hij in
het midden naar beneden gaat.
10. Bevestig de hijskabel met de D-sluiting aan de slede. De spanning van de kabel zorgt ervoor dat de
tanden van de valbeveiliging van de ladder wegdraaien, zodat de slede vrijkomt.
verzeker u ervan dat aan de volgende voorschriften is voldaan voordat u de
16