Monteren en installeren
6.3 Installeren, elektrisch
28
Voorwaarden:
Het aanmaakwater moet van drinkwaterkwaliteit zijn. Het water
n
mag geen vaste stoffen en zwevende deeltjes bevatten.
De druk van het inlaatwater moet tussen 3 en 5 bar liggen
n
Zorg voor een juiste dimensionering van de water-, overloop-
n
en afvoerleidingen
AANWIJZING!
–
Monteer de overloop- en afvoerleidingen op
het juiste niveau. Er mag geen tegendruk op
staan.
–
Installeer voor het legen van de installatie een
T-stuk met een afsluitkraan tussen de afsluitar‐
matuur van kamer 3 en de voedingspomp
1.
Sluit de leiding voor het aanmaakwater aan op de waterap‐
paratuur
2.
Sluit de leiding van de concentraatpomp voor het vloeibare
polymeer aan
3.
Indien van toepassing: Sluit de voedingspomp (niet bij leve‐
ring inbegrepen) aan op de aftapleiding
4.
Monteer de afvoerleidingen en leidt deze naar een geschikte
afvoer
5.
Plaats de overloopleiding naar de overloopaansluiting en
leidt deze naar een geschikte afvoer
WAARSCHUWING!
Onderdelen onder spanning!
Mogelijke gevolgen: Dood of zeer ernstig letsel.
–
Maatregel: Vóór alle werkzaamheden aan de
elektrische aansluitingen de installatie van het
stroomnet scheiden.
–
Beveilig de installatie tegen herinschakelen.