9.1 Installatie-instructies
9.2 Technische gegevens
k
Zowel bij de keuze van het kabelmateriaal, bij de installatie als ook bij de
elektrische aansluiting van de instrumenten moeten de voorschriften
conform VDE 0100 „Bestimmungen über das Errichten von Starkstrom-
anlagen mit Nennspannungen unter 1000V" resp. de nationaal geldende
voorschriften worden aangehouden.
k
Interne werkzaamheden in het instrument mogen alleen in de beschre-
ven mate worden uitgevoerd en, net zoals de elektrische aansluiting, al-
leen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.
k
Het instrument moet tweepolig van de netvoeding worden gescheiden
wanneer bij werkzaamheden aanraking met onderdelen die onder span-
ning staan mogelijk is.
k
De elektromagnetische verdraagzaamheid (EMV) voldoet aan de in de
technische specificaties genoemde normen en voorschriften.
v Typeblad T 95.5015
k
De ingangs-, uitgangs- en voedingskabels moeten ruimtelijk gescheiden
en niet parallel t.o.v. elkaar worden gelegd.
k
Sensor- en interfacekabels getwist en afgeschermd uitvoeren. Niet in de
buurt van onder spanning staande onderdelen of kabels leggen. Afscher-
ming eenzijdig op het instrument op de klem PE aarden.
k
Het instrument op de klem PE met de randaarde aarden. Deze kabel
moet dezelfde diameter als de voedingskabel hebben. Aardkabels ster-
vormig naar een gemeenschappelijk aardpunt leiden die is verbonden
met de randaarde van de voedingsspanning. Aardkabel niet doorlussen,
d.w.z. niet van het ene instrument naar het andere leggen.
k
Op de netklemmen van het instrument geen andere verbruikers aanslui-
ten.
k
Het instrument is niet geschikt voor installatie in explosiegevaarlijke om-
gevingen.
k
Inductieve verbruikers in de buurt van het instrument zoals bijv. ma-
gneetschakelaars of magneetventielen moeten met RC-combinaties
worden ontstoord.
v Typeblad T 95.5015
9 Elektrische aansluiting
67