2
Beveiligingen van het circuit
Beveiligingen van circuits schakelen het circuit dat zij beveiligen
uit. Daarom moet u nadat een beveiliging van een circuit werd
geactiveerd de unit opnieuw manueel inschakelen.
3
Beveiligingen van de onderdelen
Beveiligingen van onderdelen schakelen het onderdeel dat zij
beveiligen uit.
Hieronder volgt een overzicht van alle beveiligingen.
Overstroomrelais
De overstroomrelais (K*S) bevinden zich in de schakelkasten
van de unit en beveiligen de compressormotoren in geval van
overbelasting, fasestoring of te lage spanning. De instelling van
de relais gebeurt in de fabriek en mag niet worden gewijzigd. Als
ze in werking treden moeten ze manueel worden teruggesteld,
waarna ook de besturing dient te worden teruggesteld.
Thermische beveiligingen van de compressor
De compressormotoren zijn uitgerust met thermische beveiligin-
gen (Q*M). Deze beveiligingen worden in werking gesteld als de
temperatuur van de compressormotor te hoog wordt.
Als de temperatuur weer haar normale niveau heeft bereikt
zullen de beveiligingen automatisch worden teruggesteld. U
dient de besturing van het circuit echter manueel terug te
stellen.
Thermische beveiliging van de ventilatormotor
De ventilatormotoren van de condensor zijn uitgerust met
beveiligingen (Q*F). Deze beveiligingen worden in werking
gesteld als de temperatuur van de ventilatormotor te hoog
wordt. Als de temperatuur weer haar normale niveau heeft
bereikt
zullen
de
teruggesteld.
Debietschakelaar
De unit is beveiligd met een debietschakelaar (S8L).
Als het niveau van de waterstroom lager wordt dan de minimaal
toegestane waterstroom zal de debietschakelaar de unit uit-
schakelen. Als de waterstroom weer zijn normale niveau heeft
bereikt zal de beveiliging automatisch worden teruggesteld.
U dient echter de algemene besturing manueel terug te stellen.
Thermische beveiligingen van de uitlaat
De unit is uitgerust met thermische beveiligingen voor de uitlaat
(S*T). Deze beveiligingen worden in werking gesteld als de
temperatuur van het koelmiddel dat de compressor verlaat te
hoog wordt. Wanneer de temperatuur weer normaal geworden
is, keert de beveiliging terug naar de begintoestand en moet de
besturing manueel teruggesteld worden.
Vorstbeveiliging
De vorstbeveiliging voorkomt dat het water in de verdamper
tijdens de werking bevriest. Wanneer de temperatuur van het
uitlaatwater te laag wordt, zal de besturing de unit uitschakelen.
De unit kan opnieuw opstarten zodra de temperatuur van het
uitlaatwater opnieuw normaal is.
Wanneer de vorstbeveiliging in een bepaalde periode meerdere
keren wordt ingeschakeld, wordt het vorstbeveiligingsalarm in
werking geactiveerd en wordt de unit uitgeschakeld. Controleer
de oorzaak van de vorst en stel de alarmindicator op de
besturing manueel terug zodra de temperatuur van het
uitlaatwater voldoende is gestegen.
Lage-drukbeveiliging
Als de aanzuigdruk van een circuit te laag wordt, zal de
besturing van het circuit het circuit uitschakelen. Als de druk
weer zijn normale niveau heeft bereikt, kan de beveiliging via de
besturing van het circuit worden teruggesteld.
Drukontlastveiligheidsklep
De veiligheidsklep wordt in werking gesteld als de druk in het
koelcircuit te hoog wordt. Als dit gebeurt dient u de unit uit te
schakelen en uw plaatselijke verdeler te raadplegen.
Hoge drukschakelaar
Elk circuit is beveiligd door twee hoge drukschakelaars (S*PH)
die de condensordruk (druk aan de compressoruitlaat) meten.
Ze bevinden zich in de compressoromkasting van het circuit. Als
de druk te hoog wordt worden de drukschakelaars in werking
gesteld en het circuit uitgeschakeld.
EWAP110~340MBYNN
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW22677-1B
beveiligingen
automatisch
De instelling van de schakelaars gebeurt in de fabriek en mag
niet worden gewijzigd. Bij in werkingstelling moeten ze worden
teruggesteld met behulp van een schroevendraaier. De
besturing moet ook nog worden teruggesteld.
Fasebeveiliging
De fasebeveiligingen (R*P) voorkomen dat de schroefcompres-
soren in de omgekeerde richting zouden draaien. Als de com-
pressoren niet starten dient u twee fasen van de voeding om te
keren.
Interne bedrading - tabel met onderdelen
Raadpleeg het intern elektrisch schema dat met de unit is mee-
geleverd. De gebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis:
Raadpleeg het intern elektrisch schema dat met de unit is
meegeleverd. De gebruikte afkortingen hebben de volgende
betekenis:
A1............... **........ Stroomtransformator/Ampèremeter
A1P ........................ Printkaart besturing
B1P ........................ Lagedruktransmitter
B2P ........................ Hogedruktransmitter
C1~C3.................... Condensator
E1HC ..................... Krukaskastverwarmer compressor
E3H ........................ Verdamperverwarmer
F1U~F3U ... #......... Hoofdzekeringen
F4U,F5U .... #......... Zekeringen van de verdamperverwarmer
worden
F6B ........................ Zekering voor primaire spanning van TR1
F7B ........................ Zekering voor secundaire spanning van TR1
F8U ........................ Schommelingsvrije zekering voor A1P
F9B ........................ Zekering voor secundaire spanning van TR2
F12B,F14B............. Zekering voor ventilatormotoren
H1P ............ * ......... Controlelamp voor algemene werking
H2P ............ * ......... Controlelamp voor alarm
H3P ............ * ......... Werkingslampje voor compressor
H5P ............ * ......... Veranderlijke output
J1 ........................... Voeding
J2,J3,J6.................. Analoge input
J5,J7,J8.................. Digitale input
J11 ......................... RS485-aansluiting
J12~J18 ................. Digitale output
K1M........................ Lijncontactschakelaar
K2M........................ Driehoeksaansluitingen
K3M........................ Steraansluitingen
K7F~K9F................ Ventilatoraansluitingen
K17S ...................... Overstroomrelais
K1A ........................ Hulprelais voor beveiligingen
K2A ........................ Hulprelais voor de thermische
K3A ........................ Hulprelais voor de thermische afvoerbeveiliging
K7A ........................ Hulprelais voor beveiliging van hoge druk
L1~L3..................... Hoofdvoedingsaansluitpunten
M11F-M18F ........... Ventilatormotoren
M1C ....................... Compressormotor
M1S........................ Traploze capaciteitsregeling voor compressor
PE .......................... Hoofdaardklem
Q11F-Q18F............ Thermische beveiligingen van de ventilator-
Q1M ....................... Thermische beveiliging van de compressormotor
compressorbeveiliging
motoren
Gebruiksaanwijzing
4