Uitschakelen en het resetten van het alarm
Uitschakelen en het resetten van het alarm
Uitschakelen en het resetten van het alarm
Uitschakelen en het resetten van het alarm
• Beveiligingscode + [1] UIT
Uitschakelen
• Het indicatorlampje "GEREED" brandt wanneer alle zones gesloten zijn.
• Er klinkt een geluidssignaal vanaf het bedieningspaneel als bevestiging dat het systeem is uitgeschakeld.
Uitschakelen na • Beveiligingscode + [1] UIT
• Het indicatorlampje "GEREED" brandt wanneer alle zones gesloten zijn.
een inbraak
• Er klinkt een geluidssignaal vanaf het bedieningspaneel als bevestiging dat het systeem is ingeschakeld.
alarm.
• Het indicatorlampje "GEREED" brandt wanneer alle zones zijn gesloten.
Uitschakelen
Na een brand
Alarm
Alarmgeheugen • Wanneer het alarm afgaat, toont het bedieningspaneel het aantal geactiveerde zones
• Om een alarm van het display te verwijderen, druk opnieuw op beveiligingscode + [1] UIT
• Bekijk de zone waar het alarm is afgegaan op het display en zorg ervoor dat de zone weer gesloten is
• Het bericht blijft zichtbaar op het display zelfs nadat het systeem is uitgeschakeld. Het bericht kan
BELANGRIJK: Wanneer u arriveert en het inbraakalarm is geactiveerd, GA NIET NAAR BINNEN, maar NEEM CONTACT OP
MET DE POLITIE vanaf een veilige locatie in de omgeving.
Wanneer u aankomt nadat het alarm is afgegaan en het sirene/flitser is vanzelf uitgegaan, zal het bedieningspaneel een snel
opeenvolgend geluidssignaal laten klinken bij binnenkomst en geeft daarmee aan dat er een alarm is afgegaan
tijdens uw afwezigheid.
GA ONMIDDELLIJK WEG en NEEM CONTACT OP MET DE POLITIE vanaf een veilige plaats in de nabije omgeving.
Een sleutelschakelaar gebruiken
Een sleutelschakelaar gebruiken
Een sleutelschakelaar gebruiken
Een sleutelschakelaar gebruiken
GREEN
RED
Groene licht:
Rood licht:
Noodsituatiealarm (paniektoets)
Noodsituatiealarm (paniektoets)
Noodsituatiealarm (paniektoets)
Noodsituatiealarm (paniektoets)
Uw systeem kan zo zijn geprogrammeerd dat u speciale toetsen kunt gebruiken voor het handmatig activeren van de functies
voor (paniek) noodsituaties.
• Stuurt een alarm melding naar de PAC.
Stil alarm
• Veroorzaakt geen hoorbaar alarm of verandering in het display als teken dat er een stil alarm is afgegaan.
• Stuurt een alarm melding naar de PAC.
Hoorbaar
• Veroorzaakt een luid alarm bij het bedieningspaneel(en) en bij elke aangesloten externe
alarm
• Stuurt een alarm melding naar de PAC.
Persoonlijk
• Veroorzaakt een gelijkmatig alarmgeluid bij het bedieningspaneel, maar niet bij externe klankgevers of
alarm
• Stuurt een alarm melding naar de PAC.
Brandalarm
• Veroorzaakt een tijdelijke (puls) klank bij externe klankgevers en sirenes.
• Druk de toets in op het bedieningspaneel die is geprogrammeerd voor de gewenste noodsituatie en houdt
Het gebruik
van een
noodtoets
• Raadpleeg uw installateur over de functies die voor uw systeem zijn geprogrammeerd.
– 6 –
• Er klinkt een geluidssignaal vanaf het bedieningspaneel ter bevestiging dat het
.
systeem is ingeschakeld
dat het alarm heeft veroorzaakt en toont het soort alarm.
(sluit deur, raam, etc.).
worden verwijderd door opnieuw de procedure voor het uitschakelen van het alarm uit te voeren.
• Uw systeem kan uitgerust zijn met een sleutelschakelaar voor het inschakelen en uitschakelen van
het systeem.
• Het inschakelen van het systeem in stand GEHEEL IN: draai de sleutel naar rechts
gedurende een halve seconde en laat deze dan los.
Het bedieningspaneel geeft twee keer een geluidssignaal en het rode indicatorlampje brandt of
knippert.
• Het inschakelen van het systeem in stand DEEL IN: draai de sleutel meer dan 1 seconde naar
rechts en laat deze dan los. Het bedieningspaneel geeft drie keer een geluidssignaal en het rode
indicatorlampje brandt of knippert.
• Het uitschakelen van het systeem: draai de sleutel naar rechts en laat deze dan los. Het rode
lampje gaat uit
• Brandt wanneer het systeem is uitgeschakeld en gereed is om te kunnen worden ingeschakeld
(geen open zones).
• Wanneer het groene lampje uit is, is het systeem nog niet klaar (er zijn nog een of meerdere zones
open).
• Brandt of knippert als het systeem is ingeschakeld in stand GEHEEL IN of DEEL IN. Raadpleeg
uw installateur voor de betekenis van het brandende rode lampje:
• Continue branden, systeem is ingeschakeld in stand GEHEEL of DEEL IN en de
uitgangsvertraging is afgelopen
• Knipperend = systeem is ingeschakeld in stand DEEL IN en timer voor uitgangsvertraging is
actief.
• Snel knipperend = er is een alarm afgegaan (geheugen of alarm)
klankgever.(indien geprogrammeerd)
sirenes.
deze gedurende tenminste twee seconden vast.
OF
Druk kort tegelijkertijd op beide toetsen van het toegewezen toetsenpaar
.