f.
Instelling handstukfuncties
Houd, met het motorhandstuk uitgeschakeld, de instelknop "P" ingedrukt en
druk op de hoofdknop om de instelling van de handstukfuncties te openen, druk
op de instelknop "P" tot de gewenste instelling, druk op de instelknop "+"/"-" om
bij te stellen, druk vervolgens op de hoofdknop om te bevestigen.
3.2
Schermweergave
Stand-by-interface
a.
Aangepaste programmavolgorde
nummer 0-9, totaal 10 programma's.
b.
Batterijverbruik
c.
Snelheid instellen
d.
Koppel instellen
e.
Bedrijfsmodus
Werkinterface
a.
Snelheid instellen
b.
Koppel instellen
c.
Realtime-koppel
d.
Koppelweergaveschaal
Interface kanaalmeetmodus
a.
Flitsbalk voor apicaal referentiepunt
b.
EAL: Elektronische apexlocator
Interface kanaalmetingstatus
a.
Indicatorbalk voor kanaallengte
b.
Aanduidingsnummer
De cijfers 00-16 geven niet de
werkelijke lengte vanaf het foramen
apicale weer. Het geeft gewoon de
progressie aan van de vijl naar de
bovenkant. Nummer "00" geeft aan dat
de vijl het foramen apicale heeft bereikt.
c.
Foramen apicale.
13